Etalage van een gordijnenwinkel
Header: Abel Minée
wonen

Ben ik medeplichtig aan de veryupping van mijn straat?

Een 'ginger boutique' verving mijn favoriete beddenwinkel waar ik nooit wat kocht.
Tim Fraanje
Amsterdam, NL
AM
foto's door Abel Minnee

Te lui om te lezen? Beluister dan hieronder de ingesproken versie.

Er zaten drie mannelijke paspoppen in de etalage van beddenwinkel Het Bed. Ze droegen steeds een andere badjas, en met kerstmis hadden ze een kerstmuts op. Ze zagen ze er altijd uitgeslapen en tevreden uit, alsof ze de hele nacht lepeltje lepeltje hadden gelegen. Ik vond Het Bed de leukste winkel bij mij in de buurt, maar desondanks kocht ik er nooit wat. Het was heerlijk om er gewoon langs te lopen en te fantaseren over het leven van de paspoppen, zonder ook maar de minste aanvechting om een bed aan te schaffen. Ik had geen bed nodig, en Het Bed had mij niet nodig, zo leek het. De etalage was een perfecte microkosmos achter glas.

Advertentie

Nu is Het Bed weg.

Teleurgesteld tuur ik door het raam van het zaakje dat ervoor in de plaats is gekomen. ‘Ginger-boutique’ Ginger and Gems verkoopt koffie en gezonde smoothies, allemaal met gember. Ze verkopen ook sieraden. Ik bestudeer het quasi-hippe meubilair, ik lees de menukaart met bijna-hippe typografie. Ginger Latte, 3 euro 50. Dat klinkt niet verkeerd, denk ik bij mezelf. Mijn verdriet over het vertrek van Het Bed ben ik alweer bijna vergeten bij de belofte van een vreemd, nieuw koffie-brouwsel. Maar dan zie ik mijn spiegelbeeld in de winkelruit. Ik zie een young urban professional, die op het punt staat de buurt te VERYUPPEN!

Uit zelfhaat wend ik mijn blik af en ik loop door. Het is niet de eerste keer dat een mooie winkel met een leuke etalage wordt vervangen door een hipsterparadijs. Je hoeft Het Parool maar open te slaan en je ziet boze opiniestukken over yuppen die de stad verpesten door alleen maar koffie te kopen. In Amsterdam Oud-West, waar ik woon, is de veryupping al een eindje gevorderd. Het Bed was een van de laatste oases van zelfrespect in een woestijn van hijgerigheid. Overal word ik wanhopig naar binnen gesmeekt met krijtborden waarop kreten als “100% organic” geschreven staan. Het is zó overduidelijk dat deze winkels voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van mensen zoals ik, dat ik het niet kan negeren. Soms zou ik bijna een latte of een hip koekje willen kopen, puur om van het gezeur af te zijn.

Advertentie

Ik had geen bed nodig, en toch voel ik me schuldig dat ik nooit iets bij Het Bed heb gekocht. Een Ginger Latte heb ik immers ook niet nodig. Ik weet niet of Het Bed dicht is gegaan vanwege de veryupping, maar het lijkt er verdomd veel op. Op de facebookpagina van de lokale winkeliersvereniging vind ik een interview met Menno, de voormalige uitbater van Het Bed. Hij was in 2017 blijkbaar nog niet bang voor veryupping. Op de vraag naar wie in de straat hij nieuwsgierig is, antwoordt hij: “De Japanner, die kwam kort geleden een hoeslaken kopen.” Restaurant De Japanner is precies zo’n tent waar je het soort dure liflafjes eet die uitstralen dat je een productieve kantoordag hebt gehad. Het lijkt erop dat De Japanner met dezelfde veryupschaamte worstelde als ik en dacht: ach, ik koop gewoon iets kleins bij Het Bed. Het mocht niet baten.

Misschien zoek ik er te veel achter. Online shoppen is ook een grote bedreiging voor fysieke winkels. Het kan zijn dat Menno gewoon klaar was met bedden verkopen, of dat hij zo hard heeft gecasht dat hij nu renteniert in de heuvels rond Saint-Tropez. De werkelijkheid blijkt prozaïscher: Menno werkt volgens zijn facebookpagina nu bij de Sligro. Hij reageert helaas niet op mijn berichten, dus hij kan hij me ook niet van mijn gevoel afhelpen dat ik medeplichtig ben aan de ondergang van Het Bed.

Glashandel de glasspecialist

De etalage van de glasspecialist is een prachtig spiegelpaleis.

Ik loop een rondje langs mijn andere favoriete etalages in de buurt, om erachter te komen of ik misschien iets kan doen om ze te redden. Voor glashandel de Glasspecialist kom ik te laat. Dit prachtige spiegelpaleis gaat verhuizen naar een industrieterrein. “Wij zijn uit ons jasje gegroeid,” lees ik op de optimistische poster die aan de deur hangt. Dat zou kunnen, maar het is ook goed mogelijk dat ze werden verdreven vanwege door veryupping opgestuwde huren.

Advertentie
Mixen en matchen met gordijnen bij Arena

Mixen en matchen met gordijnen bij Arena.

Het interieur van Arena, een gordijnenwinkel, zit verborgen achter een ondoordringbare barrière van luxaflex, lamellen en draperieën. Naar binnen gluren is onmogelijk, maar waarom zou je dat willen, als je ook van die prachtige gordijnen kan genieten? Het gezicht van de jongen die binnen achter een bureau zit is ook nogal gesloten. Ik vraag of hij het oké vindt dat ik altijd naar zijn etalage kijk, maar nooit wat koop. “Je mag gewoon langslopen en naar de etalage kijken, dat maakt mij niet uit,” zegt hij, terwijl een mild spottende glimlach zijn pokerface doorbreekt. “Daar is-ie voor, hè?” De winkelier van Arena verwacht geen tegenprestatie. “Als je wat koopt, mooi, maar het hoeft niet van mij. Ik ga je niet dwingen.” Ik ben een beetje opgelucht, maar als ik iets later weer buiten ben, heb ik toch een onbevredigd gevoel. Is dit niet gewoon geveinsde nonchalance van de gordijnenman?

Michel de Letter belettering

Het eindeloos inspirerende taal-arsenaal van Michel de Letter.

Ik loop verder, naar Michel de Letter. Zijn etalage staat inderdaad vol met letters. Het zijn er echt enorm veel. Michel staat niet open voor een interview over zijn winkel – “het is zo breed, dat kan je het niet in één verhaaltje uiteenzetten,” – maar over het feit dat ik nooit iets bij hem koop wil hij wel wat zeggen. Ik blijk in elk geval niet de enige te zijn: “Ik hoor het vaak: ‘Ik loop al twintig jaar langs deze winkel, en nú heb ik pas wat nodig.’” Ik hoef me volgens Michel dan ook niet schuldig te voelen. “Absoluut niet. Gewoon langslopen en blijven kijken!” Dat stemt me vrolijk, en ik kan me zomaar voorstellen dat er inderdaad een moment komt dat ik een naambordje nodig heb.

Advertentie

Dat de winkeliers achter twee van mijn favoriete etalages het prima vinden dat ik nooit iets bij ze koop, wil natuurlijk nog niet zeggen dat ik niet medeplichtig ben aan de veryupping. Ik besluit een expert in te schakelen, in de hoop dat die me van mijn schuldgevoel over het verdwijnen van Het Bed af kan helpen. Jan Rath is hoogleraar Sociologie aan de UvA en ook een van die mensen die zich kritisch uitlaat over veryupping in opiniestukken. Hij lijkt blij dat ik met dit dilemma worstel. “Dat is al heel wat,” zegt hij goedkeurend. “De meeste nieuwkomers hebben er helemaal geen oog voor. Die zeggen: het is een opkomende wijk, er is een koffiebar. Die zien een belwinkel of de zoveelste slagerij als een soort ballast uit het verleden.”

Bovendien komt hij met de geruststellende mededeling dat ik misschien de kracht van mijn eigen koopgedrag overschat. “Je moet altijd verder kijken dan de façade. De façade van de koffiebar zegt: er wordt een product aangeboden dat op dit moment erg in zwang is. Het is vraag en aanbod. Maar het gaat helemaal niet om die koffie, het gaat erom hoe er gestuurd wordt.” Ik heb vaak het gevoel dat mijn koopgedrag de enige manier is waarop ik invloed kan uitoefenen op de wereld om me heen, en zelfs dat blijkt een illusie. Jan wijst erop dat niet alleen individuele yuppen, maar vooral ook de gemeente en woningcorporaties graag koffiezaakjes zien verschijnen in een buurt.

Advertentie
Tapijtenwinkel interieur

Het interieur van deze tapijtenwinkel zou ik het liefst één op één kopiëren in mijn huiskamer, ware het niet dat elk tapijt waarschijnlijk net zoveel kost als een half jaar huur.

“Een koffiebar staat voor een bepaalde economie, voor een bepaald publiek. In een buurt met veel koffietenten, zul je eerder studenten aantreffen; wat hippere mensen. Goed opgeleid in elk geval.” Volgens Jan moeten nieuwe winkels ‘kwaliteit’ toevoegen aan een straat om goedkeuring te krijgen voor hun plannen, en de definitie van kwaliteit wordt bepaald door ambtenaren die de vergunningen moeten verlenen.

De grens tussen welke winkel wel mag en welke niet is vaag. Jan vertelt over een man van Marokkaanse komaf, die een koffiezaakje met glimmende espressomachine wilde beginnen in de ‘opkomende’ Indische buurt. “Het stadsdeel gaf subsidies om te stimuleren dat er de juiste bedrijven zouden komen,” vertelt hij. De Marokkaanse man belde twee keer, maar kreeg nul op rekest. Toen zijn Nederlandse vrouw belde en dezelfde pitch hield, mochten ze meteen langskomen. “Ik zal niet zo snel zeggen dat iets racistisch is, maar dit lijkt erop,” zegt Jan. “De combinatie ‘iemand van buitenlandse herkomst’ en in dit geval koffie, dat kan niet.” Het stadsdeel was misschien bang dat er een Marokkaans koffiehuis zou komen in plaats van een hippe koffietent.

Dit soort hippe tenten worden bovendien vaak kunstmatig op gang geholpen door de eigenaren van winkelpanden. Die geven bijvoorbeeld korting op de huur. “Die eigenaren doen zelf niks, maar de waarde van het vastgoed gaat omhoog doordat iemand anders staat te beunen in een koffiebar.” Dat zou verklaren waarom zoiets absurds als een ginger boutique, dat bijna een parodie op een hipsterzaakje lijkt te zijn, daadwerkelijk het licht kan zien. Het gaat niet om de behoeften van echte yuppen die in de buurt wonen, maar om die van het clichébeeld ‘yup’.

Gereedschapswinkel

Bij gereedschapswinkel De Vijl kun je naast vijlen allerlei apparaten kopen waarvan ik geen idee heb waarvoor je ze kunt gebruiken. Ik koester niet de illusie dat mijn klusniveau ooit hoog genoeg zal zijn om hier wat te kopen.

Als individuele bewoner kun je daar vrij weinig aan doen, zegt Jan. “Je kunt een gesprek aangaan met degenen die het winkelgebied beheren. Vastgoedbedrijven, woningcorporaties. Maar het is moeilijk om goede afspraken te maken met grote partijen die ook zo bij de wethouder naar binnen kunnen stappen. Je hebt straten die in handen zijn van één woningcorporatie. Er hoeft maar één persoon bij zo’n woningcorporatie te zitten die wil dat alles hip wordt, en dan wordt alles hip.”

Na mijn gesprek met Jan durf ik eindelijk weer normaal over straat. Ik hoef geen hippe koffie te kopen omdat ik nou eenmaal tot de doelgroep behoor, want de uitbaters van hippe koffiezaken worden gesteund door de gemeente en het grootkapitaal. En ik kan gewoon zonder schuldgevoel genieten van de leuke etalages, zolang ze er nog zijn. Fotograaf Abel Minnée, die zich ook weleens druk maakt om het verdwijnen van authentieke elementen uit het straatbeeld, legde nog wat prachtexemplaren vast. Hebben we straks in elk geval de foto’s nog.