Een arts ligt
Still uit de film 'In het hoofd van de dokter'.
gezondheid

Jonge artsen verbreken de stilte: dit is wat de coronacrisis met ze doet

“Als je weekend hebt, denk je op weg naar huis: ik weet niet of mijn patiënt er maandag nog zal zijn. Dus dan log je thuis toch nog eens in om te kijken hoe het gaat.”

Drie dagen zonder slaap, helse shifts, terugkerende nachtmerries. In haar nieuwe docu In het hoofd van de dokter geeft maker Juul Op den Kamp het stille leed van de zorg een stem. Letterlijk. Dertig minuten luisteren we naar de intieme en onthutsende telefoongesprekken die ze met elf jonge zorgmedewerkers voerde – tussen hun shifts in maart en juni door. Kijken in de ziel van zorgmedewerkers, dus. En eerlijk: dat grijpt je naar de strot.

Advertentie

De film legt ook een blinde vlek bloot: waar andere hulpverleners – zoals psychologen, huisartsen en politieagenten – vaste intervisiemomenten hebben (je staat dan samen met collega's stil bij praktijksituaties, om ervan te leren), blijken deze in ziekenhuizen te ontbreken.

En dat is schrijnend. Want meer dan 80 procent van de zorgmedewerkers heeft het gevoel tijdens de coronacrisis overbelast te zijn. En meer dan een kwart ervaart werken tijdens de crisis zelfs als traumatisch, zo blijkt uit een enquête onder ruim 6.600 zorgmedewerkers. Die mentale impact blijft vaak verborgen voor de buitenwereld.

Met een van de geïnterviewden uit de film, arts-assistent Anne* (26), belde ik. Anne werkte zeven maanden als arts-assistent toen ze voor het eerst moest bijspringen op de corona-afdeling van een Nederlands ziekenhuis. Ze werkte zowel tijdens de eerste als de tweede piek. Sinds december heeft ze een andere baan, in een ander ziekenhuis.

VICE: Anne, de docu belicht hoe onbespreekbaar de mentale impact van de coronacrisis is, met name voor artsen. Is het een taboe? Of is er simpelweg weinig ruimte voor kwetsbaarheid?
Anne:
We zijn het gewend om met zieke mensen om te gaan, daar kiezen we ook voor. Dus deels hoort het erbij. Maar ik denk ook dat het niet helemaal in het zorgsysteem zit. Er zijn wel supervisie- en overdrachtsmomenten, maar dan spreek je niet echt uit hoe je je daarbij voelt. Dat is niet gebruikelijk.

Advertentie

Erover praten past niet binnen de zorgcultuur.
Nee. En als jij er als enige iets over zegt, voel je je toch een beetje de zwakkere van de groep. Alsof je het niet aankan. Op momenten heb ik collega’s, na hun nachtdienst, wel zien breken – en dan krijgen ze veel steun.

Vind je dat praten over de mentale impact deel moet worden van die cultuur?
Je ziet veel verdriet, maar deels moet je daar ook een bepaalde afstand van bewaren. Je bent er om voor de patiënt te zorgen. Anderzijds moet je zo’n extra heftige periode met collega’s kunnen bespreken. Zij weten wat je meemaakt. En als je er slecht door slaapt, bijvoorbeeld, dan beïnvloedt dat ook je werk.

“Als jij er als enige iets over zegt, voel je je toch een beetje de zwakkere van de groep. Alsof je het niet aankan”

Ik kan me voorstellen dat een burn-out of compassiemoeheid op de loer liggen voor hulpverleners.
Ja, of PTSS-achtige klachten. Sommigen krijgen die wel, als ze de dood van zo dichtbij zien. Zelf liep ik daar gelukkig niet tegenaan, maar als er in één dienst meerdere mensen overlijden is dat natuurlijk heel pittig.

Met welke gedachte kom je thuis na een dienst?
Het wisselt: de ene keer heb je een dienst waarbij patiënten stabiel zijn, maar de andere keer ga je echt verdrietig naar huis door wat je ziet. Soms moet je, samen met de supervisor, beslissen om een behandeling te stoppen. Dat is niet niks – daar blijf je thuis soms nog wel over nadenken. In een van mijn avonddiensten was een patiënt helemaal uitgeput en moest zijn familie op afstand afscheid nemen. Op dat moment zit je heel erg in je rol: je moet de sterkere persoon zijn en emotionele afstand bewaren. Je kunt er niet in meegaan – hoewel het later misschien komt bovendrijven.

Advertentie

Word je nooit overvallen door een emotie?
Natuurlijk krijg ik af en toe wel tranen in m’n ogen, vooral bij interacties met de familie. Zo zei een dochter van een uitgeputte patiënt: ga maar, het is goed zo, we redden ons wel. En dat vond ik zo’n ultieme vorm van liefde. Dat je het een ander gunt om te gaan, terwijl je zelf met verdriet achterblijft. Zulke momenten doen wel wat met je. 

Heb je tijd om die te verwerken?
Nee, de volgende dag moet je gewoon weer werken. En als je weekend hebt, denk je op weg naar huis: ik weet niet of mijn patiënt er maandag nog zal zijn. Dus dan log je thuis toch nog eens in om te kijken hoe het gaat. Het is een onvoorspelbare ziekte, en weinig medicatie helpt. Daardoor voel je je soms machteloos.

Die machteloosheid, wat vertel je jezelf om daarmee te kunnen dealen?
Toen ik net als arts begon, vertelde ik mezelf dat patiënten al ziek zijn. Als ze verder achteruit gaan, is dat een gevolg van hun ziekte – en betekent het niet altijd dat ik iets verkeerd heb gedaan. Zo probeer ik het niet helemaal op mezelf te betrekken.

In zowel de eerste als de tweede piek werkte je op de corona-afdeling, je eigen afdeling – Interne Geneeskunde – én de Spoedeisende Hulp. Hoe zag je werkweek eruit?
Dat hing ervan af wat voor shifts ik die week moest draaien: er zijn dag-, avond- en nachtdiensten. Een dagdienst is van acht tot vijf, een avonddienst van vijf tot elf, en een nachtdienst van elf tot negen. Als aan het einde van je dienst een patiënt achteruitgaat, blijf je natuurlijk langer. In de eerste piek had ik een speciaal rooster waarin ‘weekend’ niet meer bestond. Hier en daar had ik een vrije dag en dan sliep ik vaak meer dan tien uur. Tijdens een dienstblok had ik drie avonddiensten, gevolgd door drie nachtdiensten en daarna twee dagen compensatie – zodat je je dag-nachtritme kan omdraaien.

Advertentie

“In de eerste piek had ik een rooster waarin ‘weekend’ niet meer bestond”

Als meerdere patiënten achteruitgaan tijdens je dienst, moet je kiezen en ga je eerst naar de ziekste. Op de corona-afdeling springen collega’s uit allerlei afdelingen bij – orthopedie, geriatrie. Dus in korte tijd moet je een soort covid-expert worden. Daarin word je wel begeleid, maar ook in het diepe gegooid. Als je bijvoorbeeld vooral met demente mensen werkt, en nog nooit zoveel superbenauwde patiënten hebt gezien, dan maakt dat extra indruk.

Hoe was dat voor jou?
Voor mij viel het te overzien, maar bij een collega ging het wel een keer mis. Ze had drie nachtdiensten gedraaid, met daarna een of twee dagen vrij. Maar toen ze weer op de corona-afdeling stond, werd ze helemaal duizelig en is ze naar huis gestuurd. Je staat ook de hele dag in zo’n pak en hebt een mondkapje op, dus dat is al best benauwend.

En dan heb je ook nog weinig tijd om te rusten, reflecteren, verwerken.
Ja, en weinig ontladingsmomenten; het is niet voor niks dat veel zorgmedewerkers zo vaak naar festivals gaan. [lacht] Je leven bestaat eigenlijk uit werken met coronapatiënten, eten, slapen, en af en toe een vrije dag waarop je eigenlijk niemand wil zien – uit angst dat je een ander aansteekt.

Kun je er goed over praten met vrienden?
Daar is gelukkig veel ruimte voor. In de trein naar huis belde ik af en toe iemand. Ik merk dat ik dingen verwerk door ze eerst van me af te praten en daarna in een ‘hokje’ in mijn hoofd te stoppen. Dat werkt wel goed. Ik probeer er dan ook niet meer aan te denken, want dan zet ik het ‘deurtje’ weer open. Maar iedereen verwerkt het op z’n eigen manier. Sommige mensen willen het er misschien juist níet over hebben.

Advertentie

Voelde je je weleens vervreemd van je omgeving? 
Als vriendinnen in een appgroep onzinnige dingen stuurden, dacht ik echt: ik heb helemaal geen zin in zulk onnozel, vrolijk gedoe. Omdat je zelf zo in de ellende staat. Dat bedoel ik helemaal niet verwijtend: ik zat gewoon in zo’n andere wereld met mijn hoofd. Maar het voelt een beetje dubbel, want ik wil zorgmedewerkers ook niet in een soort slachtofferrol drukken: uiteindelijk hebben we hiervoor gekozen.

Hoe was het voor jou om de docu te zien?
Ik heb wel gehuild. Het riep herinneringen op. Ik heb ’m twee keer gekeken en was echt onder de indruk. Ik herkende ook wel wat de andere artsen zeiden. Ik hoop dan ook dat de film zorgmedewerkers helpt om zich kwetsbaarder op te stellen, ook als het niet past binnen de groep of cultuur waarin ze werken. En ik hoop dat het de rest helpt om dingen meer in perspectief te zien, om te relativeren. Het is begrijpelijk dat mensen balen van de lockdown – maar je niet aan de regels houden omdat je er ‘klaar mee bent’, is een middelvinger naar de zorg.

Tot slot, op een lichtere noot: valt er tijdens de feestdagen te ontsnappen aan het ziekenhuis?
Ik hoef voor het eerst in zeven jaar niet te werken, dus dat is fijn. [lacht]

Dankjewel Anne.

*Deze naam is op verzoek van de geïnterviewde gefingeerd. Haar echte naam is bij de redactie bekend. 

De film In het hoofd van de dokter is tot en met 19 januari hier gratis te bekijken. Via deze website kun je als zorgmedewerker ook anoniem je eigen verhaal delen, en die van anderen lezen.

Ben je zelf zorgprofessional en heb je psychosociale ondersteuning nodig? Dan kun je elke dag van de week bij dit contactpunt terecht.