Even over de zomer waarin ik geloofde dat God een alien is

FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

Even over de zomer waarin ik geloofde dat God een alien is

Door een sexy man, wat wietolie en een warme zomer leken complottheorieën plotseling volslagen logisch.

Voordat ik begon te geloven dat God een alien is, had ik een vrij normaal beeld van de werkelijkheid. De aarde was rond en de evolutietheorie een feit. Religie was iets moois, maar niet aan mij besteed. Ik was bezig met het afronden van mijn master en mijn ouders – twee juristen – hadden me allesbehalve zweverig opgevoed.

Hoe raakte ik er dan toch van overtuigd dat God een alien is?

Ik keek in een oud Rotterdams jazzcafé naar een bezwete vent die covers van Stanley Clarke speelde en danste als Ian Curtis. Mijn vriendin was na de nodige borrels verdwenen en dus dronk ik in mijn eentje aan de bar. Het café was warm, ik was moe. Ik dommelde even in slaap en voelde plots een lijf heel dicht bij het mijne. “Ha, blijf je wakker?” vroeg een diepe stem achter me. Ik draaide me om en ik stond oog in oog met de meest appetijtelijke man die ik tijden had gezien. Hij was lang, had een gladde huid en grote handen. “Krijg je die op?” vroeg hij me, wijzend naar mijn biertje, terwijl hij jongensachtig de spleet tussen zijn tanden bloot grijnsde.

Advertentie

Aanvankelijk hadden we het over algemeenheden, maar al snel fluisterde hij poeslieve dingen in mijn oor over seks, liefde en schoonheid. Wijt het aan de wijn of de lome atmosfeer van de jazzbar, maar toen hij me mee naar huis vroeg, twijfelde ik geen moment.

“Wist je dat Prometheus een waargebeurd verhaal is?”

In de weken erna leek hij perfect. Hij was grappig, kon geweldig koken en wist alles over politiek. En omdat hij net klaar was met een master aan een prestigieuze buitenlandse universiteit, had hij alle tijd om lange wandelingen te maken en eindeloos de liefde te bedrijven.

Ik weet niet of ik een bord voor mijn kop had of dat hij het aanvankelijk verzweeg, maar ik merkte aanvankelijk niks van zijn fascinatie voor aliens. wel kwam het onderwerp steeds vaker ter sprake. Zo lag ik een keer in onze hangmat te ontbijten terwijl hij me in mijn haar kriebelde toen hij me vroeg of ik wist dat Prometheus een waargebeurd verhaal is. Ik snap dat je nu denkt: op het moment dat een scharrel gaat beweren dat de verhalen uit alienfilms waar zijn, dan peer ik hem. Maar hij vertelde beetje bij beetje over zijn steeds extremere ideeën, waardoor deze uitspraak helemaal niet zo schokkend was. Daarnaast was hij erg intelligent en grappig. En dat paste niet bij het stereotype beeld dat ik van alienfanatici had. Bovendien, als hij dat soort dingen wilde geloven, was dat zijn eigen keuze. Daar had ik toch niks mee te maken?

Advertentie

Het zou toch grappig zijn als God een alien blijkt te zijn en dat de messias terugkeert in een ruimteschip?

Maar waar ging dat mis?

Zijn voorliefde voor aliens ging samen met een voorliefde voor cannabis. Zelf had ik al jaren niet meer geblowd, maar op zijn aandringen roerde ik steeds meer wietolie door mijn thee. Met mijn wietthee op schoot begon ik ook aan de boeken die hij me aanraadde. “Als je wilt begrijpen hoe ik naar de wereld kijk, moet je dit lezen.” Zo las ik bladzijde na bladzijde terwijl de belichaming van mannelijkheid en begeerlijkheid op mijn voeteneind jointjes lag te roken.

Als eerste las ik Waren de goden kosmonauten van Enrich von Daniken . De schrijver beweert dat de goden die in oude culturen vereerd werden eigenlijk astronauten van andere planeten waren. Om dit te onderbouwen trekt hij alle registers open zonder enige wetenschappelijk onderbouwing. Ik viel er voor. Misschien niet eens omdat het allemaal zo aannemelijk leek, maar gewoon omdat het leuk was. Het zou toch grappig zijn als God een alien blijkt te zijn en dat de messias terugkeert in een ruimteschip? Ik zag al voor me hoe hij zich na de landing aankondigt via een luidsprekertje, een trappetje uitklapt en in een astronautenpak naar buiten komt gewaggeld. Een totaal andere kijk op de werkelijkheid voelt vreemd, fijn en vrij. Ik had de smaak te pakken.

“Uit de ruimte kwamen op een dag zo’n 6000 jaar geleden 900 aliens om op aarde goud te delven.”

Advertentie

Hierna las ik De twaalfde planeet van Zecharia Sitchin. Sitchin zoomt in op de verhalen die de oudste beschaving ter wereld, de Soemeriërs, op kleitabletten heeft geschreven. Het volk leefde 6000 jaar geleden in wat nu Irak is. De Soemeriërs waren niet dom: ze waren de eerste die een cirkel in 360 graden verdeelden en een uur in 60 minuten. Ze wisten veel van wiskunde en astronomie. Op hun goed bewaarde kleitabletten staan recepten en handelsovereenkomsten, maar ook verhalen over hun goden. En volgens Sitchin gaan die verhalen zo:

“Uit de ruimte kwamen op een dag zo’n 6000 jaar geleden 900 Anunnaki (aliens) om op aarde goud te delven. Er leefden toen nog geen mensen. Het goud delven gebeurde in mijnen en was zwaar werk. Daarom werd er geprotesteerd door de Anunnaki-mijnwerkers. De raad van Anunnaki kwam bijeen en besloot dat een hele handige Annunaki: Enki (later vertaald als God) een werker mocht creëren.” Volgens Sitchin beschrijven de kleitabletten zelfs hoe Enki in een laboratorium het eitje van een vrouwelijke aap bevruchtte met het sperma van een jonge Anunnaki-man. Dit bevruchte eitje werd ingebracht in de baarmoeder van een Anunnaki-vrouw en wat later beviel ze van een hybride ras. Half aap, half alien: het werkras. Ze noemden het eindproduct Adam. De mens.

Melkkoeien proberen toch ook geen carrière te maken of de zin van het leven te achterhalen?

Ze maakten nog een boel van die mensen en tegen de tijd dat wij genoeg goud voor ze hadden gedelfd, vertrokken ze weer naar hun eigen planeet en lieten ze ons achter op aarde. Het verhaal op de kleitabletten werd millennia lang doorverteld en daar is het Bijbelverhaal het resultaat van. Zie het als het doorfluisterspelletje. Persoon één hoort dat Enki de mens in een lab creëerde. Persoon tien hoort dat God de mens in de Tuin van Eden schiep.

Advertentie

Dit boek kwam bij me binnen binnen als een regelrechte waarheid. Ik had iemand gevonden die mijn existentiële eenzaamheid uit de weg had geruimd en om dat te behouden, stapte ik maar al te graag over op een andere levensbeschouwing. Bovendien was ik het eeuwige agnostische gemier ook wel een beetje beu. In iets concreets geloven leek me wel lekker.

En zo verstreken de dagen. We aten mueslirepen van de Aldi en pannenkoeken met kaas. We kochten een luchtbed in de vorm van een tompouce en voetbalden in het park. De evolutietheorie was een leugen, God was een alien en ik keek stoned op mijn rug naar de condensstrepen van vliegtuigen. Het was een zalige zomer. Ineens kon ik alles in perspectief plaatsen. Ik was slechts een dom pionnetje gemaakt door een beschaving die er niet meer was. Melkkoeien proberen toch ook geen carrière te maken of de zin van het leven te achterhalen? Waarom zou ik, als betekenisloos gouddelvertje van de Anunnaki, dat wel proberen?

“Misschien zijn we wel de uitverkorenen,” klinkt misschien extreem maar het laat wel zien waarom het zo lekker is om op deze manier naar de werkelijkheid te kijken.

Ook al duurde de zomer lang, toch moest ik uiteindelijk weer gaan geloven in de koude realiteit van een collegezaal met tl-licht. Tijdens de pauze lunchte ik met wat studiegenoten en vertelde ik over Anunnaki, De twaalfde planeet en de kleitabletten van Soemeriërs. “Dat is echt totale onzin,” reageerde een studiegenoot. Wat hij zei was niet complex of uitgebreid, maar het was genoeg om me terug de realiteit in te slingeren. “Nee hoor,” zei ik, terwijl ik dondersgoed wist dat hij volkomen gelijk had en mijn zomerliefde niet.

In de dagen erna stopte ik met wietolie, las ik De twaalfde planeet nuchter en ontdekte dat bijna alles in het boek volkomen uit de lucht gegrepen is.

De eindeloze zomerwarmte maakte plaats voor motregen. Mijn tompouceluchtbed ging lek en de mueslirepen van de Aldi smaakten bitter. Het duurde niet lang voordat ik mijn spullen in een doos gooide, de evolutietheorie opnieuw omarmde en weer in mijn eigen bed sliep.

Nu ik erop terugkijk begrijp ik beter hoe mensen erbij komen om onwaarschijnlijke theorieën aan te gaan hangen. Nadenken over het leven op zo’n onzinnige manier is namelijk erg verslavend. Een alienfanaat zei ooit tegen me: “Misschien zijn we wel de uitverkorenen.” Het is een extreme uitdrukking maar wel één die laat zien waarom het zo lekker is om zo naar de werkelijkheid te kijken. Je zet je af tegen de massa, omdat jij het beter weet dan de rest. Je voelt je bijzonder en kunt verdwijnen naar plekken waar niets is wat je dacht dat het was. Naar plekken waar zelfs God een alien kan zijn en een stonede alienfanatiekeling een sexy genie.