FYI.

This story is over 5 years old.

Cultuur

Twee wodka en een ijskoffie met Salman Rushdie

We spraken de schrijver over zijn nieuwe boek, Charlie Hebdo en hoe het is om het onderwerp van roddel en achterklap te zijn.

Dit artikel verscheen eerder in het oktobernummer van ons magazine.

In de boeken van Salman Rushdie worden de dromen van Mogolkeizers over hun ideale echtgenoten werkelijkheid, en dromen mannen die een val uit een vliegtuig hebben overleefd een schandalige alternatieve biografie van de profeet Mohammed. Die laatste droom uit De duivelsverzen overschreed in 1989 de grens tussen fictie en realiteit, dankzij ayatollah Khomeini die het boek "tegen islam, de profeet en de Koran" noemde en een fatwa tegen de schrijver uitvaardigde.

Advertentie

Rushdie's eigen dromen zijn een stuk minder enerverend. "Erg saai," noemt de schrijver ze, terwijl hij een slokje neemt van een ijskoffie in de Russian Tea Room in New York. "Ik denk dat ik zoveel van dat droomspul opmaak in mijn dagelijkse werk, dat ik in mijn eigen dromen bijna niks meemaak." Hij voegt eraan toe: "Maar ik slaap altijd erg goed." Het is iets na half zes op een doordeweekse avond in juli, en Rushdie heeft de afgelopen maanden doorgebracht in het vagevuur tussen het afhebben van een boek en de publicatie ervan. Ik kreeg twee uur om met hem te praten.

De Tea Room stond lange tijd bekend als de plek waar een breed scala aan grote jongens samenkwam om belangrijk te doen – Rushdie herinnert zich nog hoe hij hier halverwege de jaren tachtig in de watten werd gelegd door zijn agent, Andrew Wylie. Vandaag is de Tea Room bijna leeg. Het decadente café, dat vol staat met samowars, voelt als een mausoleum van decadentie en protserigheid. Kroonluchters versierd met kerstballen hangen boven gouden feniksen die met gespreide vleugels uit kroonlijsten komen vliegen.

De 68-jarige schrijver komt beheerst over; het soort beheersing dat iemand met zo'n publiek imago waarschijnlijk gebruikt om zichzelf af te schermen van de buitenwereld. Maar hij heeft ook een zekere delicaatheid over zich, iets dat zich fysiek lijkt te manifesteren in zijn handen, die er klein en bijna kwetsbaar uitzien. Ik durfde hem bijna geen hand te geven en was bloednerveus om daadwerkelijk met hem te praten. Deze man heeft een aantal van mijn lievelingsboeken geschreven en hij is iemand waar je veel verhalen over hoort. Drie verschillende mensen (die hem alle drie nooit hebben ontmoet) hadden me gewaarschuwd dat Rushdie een eikel is. Iemand anders claimde dat hij iemand kende die een woordenwisseling met hem had gehad per e-mail, of sms, waaraan krachttermen te pas waren gekomen die niet gepast zijn voor een Ridder van de Orde van het Britse Rijk die een Booker Prize heeft gewonnen.

Advertentie

Ik vraag hem hoe het voelt om het onderwerp te zijn van zoveel verhalen die de ronde doen. "Het kan me echt geen moer schelen," antwoordt hij. "Ik heb het geluk gehad dat ik een mooie weg heb afgelegd als schrijver. Mensen hebben heel goed op mijn werk gereageerd, en ik heb er een goed leven door kunnen leiden." Hoewel de roddels over hem hem niet interesseren, is Rushdie – die allesbehalve een lul bleek te zijn – wel gefascineerd door de eeuwige en instinctieve honger van de mens naar verhalen.

"Het valt me altijd op," zegt hij, "dat verhalen het eerste zijn waar kinderen om vragen als ze eenmaal genoeg eten en liefde hebben gehad. Zodra ze dat hebben zeggen ze: 'Vertel eens een verhaaltje.' Ze willen niet dat je dan zegt: 'Laat me je vertellen over je oma toen ze jong was.' 'Er was eens' is wat ze willen."

Hoe we verhalen vertellen en waarom we daar zo'n behoefte aan hebben zijn vragen die centraal staan in Rushdie's nieuwste boek Two Years Eight Months and Twenty Eight Nights. Zijn twaalfde roman speelt zich af in het heden, en gaat over een bijna-apocalyptisch conflict tussen de mensheid en djinn, mythische schepsels die volgens de Koran gemaakt zijn 'van rookvrij vuur' en die leven in een wereld die, zoals Rushdie schrijft, 'door een sluier wordt gescheiden van de onze'.

Two Years, zoals Rushdie het zelf afkort, komt voort uit de grote wonderverhalen van India en het Midden-Oosten: de Kathasaritsagara, de Hamzanama, de Panchatantra, Duizend-en-een-nacht. Zijn fascinatie voor deze boeken, die barsten van de verhalen over djinn, stamt uit zijn kindertijd en komt terug in veel van zijn werk, in ieder geval na Midnight's Children (1981). Het zit nog sterker verweven in het dna van Two Years Eight Months and Twenty-Eight Nights, wat al duidelijk wordt uit de titel (die neerkomt op 1001 nachten).

Advertentie

Rushdie begon aan de roman na de publicatie van Joseph Anton in 2012, zijn memoires die geschreven zijn vanuit een Henry Adams-achtige derde persoon. "Ik had echt een emotionele reactie toen ik dat boek af had," zegt hij. Het dreef hem om "terug te keren naar de fictionaliteit van fictie". We bestellen koude borsjtsj voor mij en gevulde crêpes met vlees voor Rushdie. Ik vraag om een wodka zonder ijs – Prince Vladimir, zoals de ober heet volgens de rekening die ik later krijg, mag het merk uitzoeken. Rushdie doet met me mee, al bestelt hij er wel een tonic bij.

"De meeste van deze verhalen zijn niet geschreven voor kinderen," zegt hij, "net zoals de meeste sprookjes van de gebroeders Grimm niet voor kinderen waren." In Joseph Anton beschrijft hij hoe zijn eigen vader hem als kind voorlas in Bombay (nu Mumbai), waar hij geboren werd in 1947, acht weken voor de Indiase onafhankelijkheid. Prince Vladimir komt terug met twee glazen Jewel of Russia, 'de drank van de tsaren'. "Mijn vader vertelde die verhalen helemaal op zijn eigen manier." Rushdie zegt dat hij zich voorstelde hoe hij van de verhalen een "boek voor volwassenen kon maken" – dat zich niet afspeelt in "historisch Bagdad met Harun al-Rashid en mensen in harembroeken."

De inbreuk van mythische folklore in het heden bleek goed te werken, en de djinn waren de perfecte figuren om dat te bewerkstelligen. Met een geschiedenis en traditie die ouder is dan de islam, zijn de bovennatuurlijke wezens (die in het Westen meestal 'geniën' worden genoemd) "op vreemde wijze amoreel," zegt Rushdie, "een stam van mensen waarvoor ethiek gewoon niets betekent, die volledig wispelturig en onvoorspelbaar zijn." Rushdie roemt alle verhalen uit India en het Midden-Oosten voor hun mate van amoraliteit en secularisme. Ze gaan over de "menselijke natuur, over mensen die listig, sluw, bedrieglijk, inhalig zijn – en soms goedgemanierd en dapper. Ze zitten niet vol heiligen en engelen. Er zijn kobolds en draken; dat vind ik veel spannender."

Advertentie

Over draken gesproken, Rushdie zegt dat hij een tijdje helemaal in Game of Thrones zat, maar zijn interesse verloor tijdens het laatste seizoen. "Ik vind Peter Dinklage leuk. Ik vind dat meisje met de draken leuk. Ik wil eigenlijk dat zij winnen. Ik wil dat zij gaan trouwen en draken hebben," zegt hij, terwijl hij in een stukje andijvie prikt. "Omdat zij een luchtmacht hebben, wat verder niemand heeft. Ik wil dat de luchtmacht komt en verschrikkelijke dingen met slechte mensen doet."

Tot nu toe is het publieke imago van Rushdie dit jaar niet dat van een grote schrijver, maar van een hardvochtige mopperkont geweest. In april kondigden zes schrijvers aan dat zij geen tafels zouden hosten bij het PEN-gala, als protest tegen de beslissing van de literaire organisatie om de Freedom of Expression Courage Award uit te reiken aan Charlie Hebdo, het satirische Franse tijdschrift dat in januari het slachtoffer werd van een terroristische aanslag. Een verontwaardigde Rushdie noemde de schrijvers "watjes" en "auteurs die op zoek zijn naar een beetje karakter".

Ik opper dat zijn ervaringen in het verleden, van leven onder een fatwa, misschien aan zijn woede hebben bijgedragen. "Het gaf mij het gevoel," antwoordt hij, "dat mensen geen fuck hebben geleerd. Of nog erger, dat mensen de verkeerde les hebben geleerd: dat het beter is je gedeisd te houden, in plaats van te begrijpen dat vrijheid van meningsuiting echt een ja-of-nee-vraag is. 'Geloof je erin?' Op het moment dat je 'Ja, maar' zegt, betekent dat 'nee'. Zo eenvoudig is het."

Dat hij de schrijvers op die manier aanviel "heeft behoorlijk diepe breuken veroorzaakt." Onder de zes schrijvers – Peter Carey, Teju Cole, Rachel Kushner, Michael Ondaatje, Francin Prose en Taiye Selasi – waren oude vrienden. Nu, zegt hij, "willen ze niet meer met me praten." Rushdie, die voorzitter van PEN was van 2004 tot 2006, zegt dat toen hij Cole vroeg "waar hij mee bezig was", Cole antwoordde dat het verschil tussen Rushdie's situatie en de cartoonisten van Hebdo was dat de mensen van Hebdo waren vermoord voor vermeend racisme. Rushdie is het daar totaal niet mee eens: "Ze werden geëxecuteerd voor vermeende godslastering. En het gaf me het gevoel dat – en dat is wat ik bedoel met de verkeerde les leren – als die hele aanval op De duivelsverzen nu was gebeurd, al deze mensen aan de andere kant hadden gestaan."

Of je hem nou ziet als een oude chagrijn, een kopstuk van de wereldliteratuur, of een met een filmster getrouwde aandachtszoeker; Rushdie blijft gefocust op zijn werk. Nippend aan een tweede gin-tonic, praat hij over mogelijke televisieprojecten en "een klein draadje om aan te trekken" dat hem naar zijn volgende roman leidt. "Maar ik weet niet waar."

De verteller van Two Years Eight Months and Twenty-Eight Nights zegt dat verhalen niet de creatie van een enkele geest zijn; maar dat ze afstammen van "ervaringen die worden doorverteld door vele tongen waar we, soms, één enkele naam aan geven." Duizend-en-een-nacht bijvoorbeeld – dat niet één auteur heeft – herinneren we ons niet door de persoon die het heeft gemaakt, maar door de verhalen die erin staan. Ik vraag Rushdie of zo'n verdwijntruc van de schrijver hem ook aantrekt. "Nou," zegt hij, "als het werk van mijn tijdgenoten en mijzelf een paar millennia beklijft, dan worden onze teksten wellicht ook auteurloos. Wat niet iets slechts zou zijn. Ik hou wel van het idee dat boeken beroemd zijn en schrijvers anoniem blijven."