mensen protesteren met een banner in Amsterdam
Foto: Extinction Rebellion 
Tech

Waarom ik me niet zo thuis voel in de drumcirkel van Extinction Rebellion

De strijdlust en de overtuiging staan haaks op mijn gevoel over dit onderwerp. Ik zie het klimaatprobleem niet als strijd, maar als rekensom.

Afgelopen maandag fietste ik een stukje om voor de Extinction Rebellion-afzetting op de Stadhouderskade in Amsterdam. Het was best moeilijk om daar te komen, vanwege de nogal weidse afzetting van de politie. Aan het eind van de P.C. Hooftstraat, tussen een strook nogal ironische SUV’s, vond ik uiteindelijk een doorgang.

“What do we want? Climate Justice! When do we want it? Now!”

“Ga werken, kankergroenlinksers,” roept een jogger die zich weer omdraait. Een Chinese toerist maakt een foto.

Advertentie

Extinction Rebellion noemt het protest “vreedzaam”, en een dag later “een succes” nadat er tientallen demonstranten zijn opgepakt. Zou het de bedoeling zijn? Het past in elk geval goed in het medianarratief van zowel voor- als tegenstanders. Het klimaatprobleem als strijd. Wat nu volgt is een poging mijn vertwijfeling hierover enige gestalte te geven, in de hoop dat anderen zich hierin zullen herkennen.

Want anders dan veel andere klimaatschrijvers wiens werk ik graag lees, raak ik niet in vervoering van drumcirkels en het herhalen van hetzelfde mantra. Sterker nog: ik fiets liever een straatje om. Zo nu en dan dwingen de omstandigheden mij om dit op te biechten, en de reacties lopen dan nogal uiteen: van openlijke agressie tot overdreven opluchting. Je belandt in elk geval vrij snel in een kamp, die allebei mijn ervaring niet op een relevante manier beschrijven.

Ik weet niet zeker of ik dit wel zou opschrijven, als ik mijn absolute klimaatidool Elizabeth Kolbert in een interview niet een keer de vraag: “Waarom protesteer jij niet?” heb horen beantwoorden met: “Ik hou niet zo van mensen.” Dit goudeerlijke antwoord heeft me erg geholpen. Het kan dus: voor de wereld strijden zonder van mensen te houden. Haar stukken gaan vaak over wetenschappers of biologen die op een heel afgezonderd deel van de aarde proberen te ontdekken wat de fuck er aan de hand is. Hierin zie ik een grote liefde voor de wereld en een grote liefde voor het vergaren van kennis over die wereld. Ook al heb ik ze zelf nog nooit ontmoet, voel ik meer verwantschap met deze verre schimmen dan met de mensenmassa’s bij het Rijksmuseum die hetzelfde willen als ik: een beter klimaatbeleid.

Advertentie

Klimaatverandering is groot en complex. Ik kan nooit met zekerheid zeggen wat ik nou eigenlijk vind dat er moet gebeuren. Ik probeer het antwoord te vinden in Green New Deal-achtige rapporten en beleidsstukken van economen als Mariana Mazzucato, maar het enige wat ik vind zijn deeloplossingen. Ik zie pogingen om stukjes kennis aan elkaar te vlechten. Veel experiment, weinig zekerheid. Als Kolbert even later wordt gevraagd hoe ze de moed erin houdt, zegt ze: “Niet”, waarop ze een serie onheilstijdingen opsomt die we allemaal kennen, om vervolgens stil te vallen: “Ik weet ook de oplossing niet.”

“What do we want? Climate Justice! When do we want it? Now!”

Dit mantra heb je vast weleens gehoord als je op een klimaatmars bent geweest. De strijdlust en de overtuiging staan haaks op mijn gevoel over dit onderwerp.

‘Climate justice’ is een term die de klimaatcrisis framet als politiek en ethisch issue, in plaats van alleen een aan de fysieke wereld gerelateerd probleem. De gedachte erachter is dat het rijke westen, en daarbinnen weer een select gezelschap fossiele bedrijven, verantwoordelijk zijn voor bijna alle historische wereldwijde co2-uitstoot. De kosten om de rommel op te ruimen mogen dus niet onevenredig op de schouders vallen van de mensen die het kwetsbaarst zijn (de 99 procent). Het westen moet 100 miljard investeren in de energietransitie van landen met minder toegang tot geld. De hele economie moet anders.

Advertentie

Hoe bereik je dit?

De klimaatactivisten van Extinction Rebellion hebben een redelijk simpele oplossing: betrek burgers bij de oplossing door een burgerraad op te richten.

De gedachte dat meer directe democratie tot meer klimaatrechtvaardigheid zal leiden is aantrekkelijk. Klimaatjournalist George Monbiot heeft in het verleden vaak de successen van Porto Alegre genoemd, een Braziliaanse stad waar de bevolking vanaf 1989 zelf het budget voor infrastructuur mocht beheren. Er waren 50.000 mensen bij betrokken. “Het succes is fenomenaal: het waterbeheer is beter, de zorg is beter, de scholen hebben weer geld en de straten zijn schoon. Het is zo spectaculair dat veel mensen nu lobbyen bij de gemeente om de belastingen te verhogen,” zei Monbiot in oktober 2018 tegen Motherboard.

Dat klinkt fantastisch, er is alleen een probleem: Porto Alegre had de burgerbegroting in 2017 al opgeschort. Het programma werkte al jaren niet meer goed omdat het politiek tij was gekeerd en de nadruk steeds meer op grote infrastructurele projecten kwam te liggen die in lijn lagen met het nationale beleid, waardoor er steeds minder geld overbleef voor de nutsprojecten waar Monbiot het over had.

Dat maakt het burgerbuget nog geen slecht idee, en het diskwalificeert directe democratie evenmin. Er zijn inmiddels 1.500 burgerbudgetten op de wereld, en daaruit kunnen we opmaken dat soms werkt en soms ook niet. Een bescheiden inzicht.

Advertentie

Democratie is geen garantie voor een eerlijke wereld. Het is geen oplossing, maar een middel dat extreem gevoelig is voor de grillen van de mens. De klimaatbeweging brengt het klimaatprobleem terug tot een verhaal waarin de mens de hoofdrol speelt, en via het climate justice-mantra moet het ook nog gaan over rechtvaardigheid, maar wie bepaalt wat goed en slecht is? De fysieke wereld houdt er in elk geval geen rekening mee.

Ik ben ooit over klimaatverandering gaan schrijven omdat ik hoop dat er een oplossing is voor het probleem, en stiekem dat ik degene ben die de oplossing vindt. Maar hoe langer ik bezig ben, hoe verder weg de oplossing voelt.

Ik ben het eens met demonstranten dat het klimaatprobleem rechtvaardig moet worden opgelost, en ik geloof er ook in dat politici beter in beweging komen als er een groep mensen voor de deur staat te schreeuwen.

Tegelijkertijd voel ik me niet thuis in de drumcirkel. Ik twijfel te veel over waar de kansen liggen en wat de oplossingen zijn. Dit maakt mij, net zoals Kolbert zegt in haar interview, een “slechte motivator van mensen.”

In mijn ervaring staan mensen ook niet centraal, maar zie ik alleen maar de fysieke schaal van het probleem. Ik zie het klimaatprobleem niet als strijd, maar als rekensom.

Dat de mens klimaatverandering veroorzaakt is al sinds 1895 bekend. Generaties wetenschappers zijn er, gewapend met computers en terabytes aan data, niet in geslaagd om de berekeningen van Svante Arrhenius te ontkrachten: meer CO2 in de lucht verhoogt de temperatuur op aarde.

Advertentie

Er zijn 195 landen, elk land kent een andere bestuursvorm, een ander klimaat en een andere staat van ontwikkeling. In al die landen is elke stad weer anders, met straten waar meer en minder zon is, en waar mensen rijk en arm zijn. En in elk huishouden over de hele wereld moet de consumptie omlaag. En niet alleen de consumptie van energie, maar ook van water, van eten, van plastic, van textiel, van cement, van zeldzame metalen en ga zo maar door.

1570621688283-foto-exctinction

Foto: Lukas van Remmerden

Willen we binnen de grenzen van het aardse systeem blijven, dan moet alles omlaag, en snel. Theoretisch is dat mogelijk, maar zoals Vaclav Smil in zijn nieuwe boek Growth onverbiddelijk vaststelt, ligt er geen land ter wereld op koers. Op de meeste plekken gaat het zelfs in de verkeerde richting: nog meer uitstoot, nog meer consumptie. India publiceerde laatst een paper waarin staat dat kool tot 2047 de belangrijkste bron van energie zal zijn. Is het rechtvaardig om te zeggen dat ze dat beter niet kunnen doen?

Hoe langer ik onder de koude douche van de feiten staat, hoe lastiger ik het vind om eensgezind de barricades op te gaan. Om het complexe klimaatverhaal begrijpelijk te houden hebben we er een soap van gemaakt met blokkeerfriezen en klimaatgekkies, die één of twee leuzen uit hun hoofd hebben geleerd. Maar de klimaatcrisis dwingt ons juist de mens uit het centrum van het universum te trekken en in het grotere verhaal van de aarde te passen, en dat verhaal gaat over totalen en abstracties.

Hoeveel vissen mogen we nog vangen voordat de visstand klapt? Hoeveel stikstof moet er in de grond zitten voordat babyvogels hun pootjes breken? Hoeveel CO2 kan de zee opnemen voordat de schelpen van weekdiertjes oplossen?

Er zitten harde grenzen aan wat de natuur aankan. Dat is geen gevoelskwestie, maar een kille berekening. Een vergelijking waarin burgermassa’s, zelfbeschikking en rechtvaardigheid misschien niet eens de belangrijkste variabelen zijn.

“Het is mijn burgerplicht om hier te zijn,” zei een vrouw in een rolstoel op de Stadhouderskade tegen een journalist. Dat ontroerde me. Wij zijn de meute, en het is onze plicht om beleidsmakers aan te moedigen de juiste beslissing te nemen.

Dus zal ik mijn steun blijven geven aan deze beweging, ook al voel ik soms dat we te veel tijd kwijt zijn aan strijd, aan vechten, en het idee dat als de vijand verslagen is, het klimaatprobleem is opgelost. Want dat is niet zo.