FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

De race om de laatste vijf miljard internetgebruikers

Facebook en Google proberen de rest van de wereld van internet te voorzien. En zo vijf miljard gebruikers erbij te krijgen.

Vandaag maakte TechCrunch bekend dat Facebook in onderhandeling is om dronemaker Titan Aerospace voor een geschatte $60 miljoen over te nemen. Titan Aerospace produceert zogeheten “atmosats,” een nieuw type onbemande drones die het werk van satellieten voor een fractie van de kosten kunnen uitvoeren.

De overname is volgens bronnen bedoeld als onderdeel van het door Facebook gesteunde internet.org, een initiatief dat als doel heeft de resterende vijf miljard mensen op aarde van betaalbare internettoegang te voorzien. De drones zouden met duizenden tegelijk ingezet kunnen worden om zo regionale internetsystemen op te zetten op plekken waar nu geen internetverbinding is, te beginnen in Afrika. Plus Facebook in één klap vijf miljard extra gebruikers opleveren.

Advertentie
Via.

Facebook lijkt vooral geïnteresseerd in het Solara 60-model, waar het volgens TechCrunch maar liefst direct 11.000 stuks van wil produceren. Dat model drone vliegt op zo’n twintig kilometer boven zeeniveau en kan via zonnepanelen vijf jaar lang in de lucht blijven zonder te hoeven landen of bijgetankt te worden. Het model is daarmee een soort goedkopere, veelzijdigere variant van een ruimtesatelliet, die volgens de producent Titan Aerospace gebruikt kan worden voor weersonderzoek, rampenbestrijding, luchtfoto’s en communicatie-doeleinden.

Het ligt voor de hand dat Facebook vooral in dat laatste geïnteresseerd zal zijn. De drones, zo meldt TechCrunch, zijn ideaal om een soort internetdeken of –cloud op te zetten boven plekken waar nu nog geen internetverbinding is. “Er zijn enorme drempels voor ontwikkelingslanden om tot de informatie-economie toe te treden, “ zei Mark Zuckerberg in een verklaring over het internet.org initiatief in augustus 2013. “Internet.org is een globale samenwerking die ernaar streeft om betaalbare internettoegang beschikbaar te stellen aan diegenen die dat nu niet kunnen betalen.”

Hoewel het initiatief altruïstisch van aard is, zal het uitbreiden van internettoegang uiteindelijk ook Facebook en andere partners zelf dienen. Door meer mensen online te krijgen, zal ook de globale afzetmarkt groter worden. Het uitbreiden van ‘internettoegang’, hoe filantropisch de bedoelingen ook mogen zijn, zal voor Facebook vooral een mogelijkheid betekenen om haar ledenbestand enorm uit te breiden.

Advertentie

Maar laten we ons eerst maar even focussen op het positieve. Internet.org is een initiatief van diverse bedrijven, waaronder Nokia, Samsung en Ericsson. En dus Facebook. Op hun site valt te lezen dat ze een wereldwijde partnership zijn van “technology leaders,” lees: enorme commerciële bedrijven, non profits, lokale communities en experts, die internettoegang willen geven aan twee derde van mensheid die het nu zonder moeten doen. Een nobel streven, want het schijnt zo te zijn dat simpelweg toegang hebben tot internet, lokale economieën drastisch ten goede komt.

Op hetzelfde moment betekent meer ‘internettoegang’ ook meer leden voor Facebook en haar diensten. Nog geen twee weken geleden kocht Facebook met Whatsapp in één klap toegang tot telefoondata van 415 miljoen mensen. En met de aankoop van Titan Aerospace voegt het daar, althans in potentie, nog eens miljarden aan toe. Miljarden mensen die via de infrastructuur van Facebook en de technologie van de andere bedrijven, toegang krijgen tot wat Internet.org besluit wat het internet is.

En daar ligt meteen één van de problemen. Bij het Mobile World Congress presenteerde Zuckerberg zijn visie op de internettoegang die ze willen verschaffen. Hij stelde hierin dat ze een soort basispakket beschikbaar willen stellen aan mensen die nog geen of te dure toegang tot internet hebben. En waar dat basispakket uit bestaat bepaalt Zuckerberg zelf, dus reken maar dat daar naast Wikipedia, vooral Facebook, Whatsapp en Instagram bij zitten – diensten waar Facebook iets aan kan verdienen.

Advertentie

Hoe je het ook wendt of keert, het zijn allemaal commerciële bedrijven die de drijvende kracht achter Internet.org zijn, en die doen dit niet zomaar. Dat blijkt ook uit de ‘race’ die momenteel gaande is om én internet te verschaffen als techo-utopisch humanitarisme én om nieuwe gebruikers toe te voegen. Gebruikers die geld waard zijn.

Terwijl Internet.org bezig is met drones, is Google namelijk aan het experimenteren met ballonnen die dezelfde service bieden. Project Loon is al sinds 2013 bezig met testen van ballonnen op grote hoogtes, die internet moeten verschaffen aan afgelegen gebieden. Beiden initiatieven die onder de vlag van ‘een nobel initiatief’ in kwade ogen slechts dienen ter uitbreiding van de huidige digitale monopolies – het veroveren van de ‘laatste’ vijf miljard.

Via.

Sorry als we hier te cynisch over zijn, maar uiteindelijk draait het bij bedrijven om winst. En hoewel dat door beide partijen nauwelijks wordt aangestipt, is het zorgelijk dat ze zich in landen met ontbrekende infrastructuur zullen gaan positioneren als de verschaffers van het internet. Het internet zoals zij dat zelf willen indelen, tenminste. Google en Facebook zijn dan immers allang geen ‘services’ meer. Ze worden ook de providers en beheerders van de infrastructuur van Het Internet™.

Voor mensen die Dave Eggers’ The Circle hebben gelezen zal het misschien bekend in de oren klinken. Het web sluit zich, letterlijk, om iedereen. En in tegenstelling tot een scenario waar het internet vanuit een staatsinitiatief uiteindelijk zelfs de diepste rimboe bereikt, zoals iedereen wellicht had verwacht, zijn het nu de Facebook-drones en Google-ballonnen die dat doen. Het resulterende internet is niet meer een manier om op Facebook of Google te komen, nee, het internet is zelf die sites geworden.

Maar ook voor ons, de mensen die al jaren internettoegang genieten, zal het de vraag zijn of we echt in een wereld willen leven waarin Facebook niet een paar maar zelfs 11.000 dronesattelieten boven ons heeft vliegen. Drones die ons en onze mede wereldburgers misschien van internet voorzien, maar er zoals altijd ook een prijs voor vraagt. En terwijl voor mensen in Afrika die prijs nu misschien verwaarloosbaar is, komen wij in het Westen er steeds meer achter waarmee we werkelijk betalen: onszelf.