FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

Van de EU mag de ernstig bedreigde blauwvintonijn weer veel worden gevangen

Omdat de populatie iets is toegenomen, mag er 50% meer gevangen worden.

In je blikje supermarkt-tonijn zul je ‘m niet aantreffen: de blauwvintonijn. Deze vis, die meer dan drie meter lang kan worden en de bijnaam Ferrari van de Oceaan heeft, wordt nog steeds ernstig bedreigd. Dankzij strenge maatregelen tegen overbevissing heeft de populatie de afgelopen jaren eindelijk in omvang toegenomen. Dus wat doet de International Commissie voor Atlantisch Tonijnbehoud (ICCAT)? De vangstquota omhoog gooien.

Advertentie

NGO’s over de hele wereld zijn woest om de beslissing die ICCAT vorige week op hun jaarlijkse congres maakte. De totale vangstquota (TAC, total available catch) voor de blauwvintonijn aan de oostelijke kant van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gaan volgend jaar omhoog van 22.705 ton naar 28.000 ton, om uiteindelijk door te stoten naar 36.000 ton in 2020. Dat is een stijging van meer dan 50 procent binnen drie jaar. Voor de westelijke Atlantische Oceaan stijgt het quotum van 2000 naar 2.350 ton in 2018.

Samen met twee collega’s hekelt Linnéa Engström, lid van het Europees Parlement en vicevoorzitter van de EU-commissie voor visserijen, de verhoging van de quota. “In principe zijn alle beslissingen die ICCAT neemt gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek,” zegt ze aan de telefoon. “Maar het wetenschappelijk rapport waar deze aanbevelingen in staan, geven aan dat er nog een te grote onzekerheid is in de gebruikte data. Sterker nog; de wetenschappers moeten rekening houden met een marge van 40 procent. Kleine fouten in de modellen kunnen al zorgen voor grote verschillen in de populatie-aantallen.”

Het wetenschappelijk bureau van de ICCAT gebruikt verschillende modellen om de grootte van de blauwvinpopulatie te meten. Maar de blauwvintonijn legt vaak grote afstanden af, dus populatiegroottes kunnen behoorlijk schommelen. Van de vijf onderzochte modellen was er uiteindelijk maar één met genoeg beschikbare data om voorspellingen mee te doen. In het onderzoeksrapport staat dat zelfs dit model grote onzekerheden bevatte, met name wat betreft de schatting van de totale biomassa.

Advertentie

Clay Porch, coördinator van het wetenschappelijke onderzoek naar de blauwvintonijn binnen ICCAT, leg per mail uit: “We hebben gekozen het advies uit te brengen de TAC op maximaal 36.000 te zetten, omdat de kans dan meer dan 60 procent is dat we niet overbevissen, maar wel het maximale uit de quota kunnen halen. We hadden kunnen kiezen voor een hoger quotum, maar omdat de populatiedata voor de oostelijke blauwvintonijn onzeker zijn, hebben we de commissie geadviseerd de TAC geleidelijk op te voeren.”

Brian MacKenzie, marien bioloog verbonden aan de Technische Universiteit van Denemarken en niet betrokken bij het onderzoek van ICCAT, had liever een iets voorzichtiger quotum gezien. “Het WNF had al aangegeven dat de quota omhoog konden, omdat inmiddels wel duidelijk is dat de populatie blauwvintonijnen inderdaad is gestegen.” Hij was betrokken bij een onderzoek naar de terugkeer van de blauwvintonijn in de noordelijke zeeën, waaronder Noorwegen. “Maar als we de quota zo scherp laten stijgen, is het lastig om dit weer naar beneden te brengen als het toch een verkeerde beslissing blijkt te zijn.” We kunnen niet in de toekomst kijken, zegt hij. “De modellen kunnen niets zeggen over bijvoorbeeld illegale visserij, of de invloed van klimaatverandering.”

De Europese belangengroep voor vissers is ontevreden. Niet omdat de quota te hoog zijn, overigens, maar juist te laag.

Inderdaad zorgen de nieuwe TAC’s nu al voor onvrede bij bijvoorbeeld Europêche, de Europese belangengroep voor vissers. Niet omdat ze te hoog zijn, overigens, maar juist te laag. “De gehele sector had gerekend op een quotum van minstens 32.000 ton in 2018, naar aanleiding van de gunstige populatiemetingen,” schrijft Europêche in een persbericht. Met name Spanje laat van zich horen: omdat de ICCAT de verdeelsleutel voor de quota per landen heeft veranderd – de EU heeft het grootste quotum van alle deelnemende landen – gaat de EU-vloot er in 2018 2,4 procent op achteruit, tot aan 6,3 procent in 2020. De Spanjaarden gaan er hierdoor minder op vooruit dan ze hadden gehoopt, en houden de ‘laffe’ EU hiervoor verantwoordelijk.

Maar waarom zouden Europarlementariërs uit Nederland zich hier druk over maken? De blauwvintonijn wordt hier namelijk niet gevangen, verkocht of gegeten. Precies dat is ook waar Engström zich druk om maakt. “Deze beslissingen zijn genomen onder hoge politieke druk. De wetenschappers bij ICCAT worden voorafgaand aan het uitbrengen van hun rapporten bezocht door politici van de lidstaten. Lidstaten hebben een bepaalde visie, in dit geval willen ze graag de vangstquota verhogen, en zetten de wetenschappers onder druk om advies uit te brengen dat die visie onderschrijft. Binnen de Europese Unie zijn maar acht landen die op blauwvintonijn vissen: Spanje, Frankrijk, Italië, Kroatië, Griekenland, Portugal, Malta en Cyprus. Spanje en Frankrijk domineren de discussie, want zij hebben het grootste aandeel van het Europese quotum in handen en komen ook met de meeste afgevaardigden.”

De opbrengsten van de Europese vangsten gaan met name naar China en Japan, waar tonijn een enorme delicatesse is. Maar juist deze landen waren geen voorstander van de hogere quota, omdat het de prijs voor tonijn omlaag drijft. EU-lidstaten die geen economisch belang hebben bij het vangen van de blauwvintonijn, houden zich over het algemeen stil in deze discussie. Van de enorme delegatie afgevaardigden vanuit de Europese Unie (deelnemersoverzicht is hier te vinden), is de overgrote meerderheid afkomstig uit een van de acht landen die daadwerkelijk op blauwvintonijn vissen, en daarvan weer het leeuwendeel uit Frankrijk en Spanje. Hier en daar duiken vertegenwoordigers uit bijvoorbeeld Denemarken, Zweden of Oostenrijk op, maar het zijn druppels op een gloeiende plaat. Uit Nederland zijn Steven Adolf en Gelare Nader aanwezig. Die laatste is verbonden aan het Ministerie van Economische Zaken. Engström hoopt juist dat de andere lidstaten nu meer afgevaardigden naar ICCAT sturen. Ze heeft ook nog een goed woordje over voor Nederland: “Jullie hebben als land economisch niets te winnen bij deze discussie, maar zijn wel aanwezig. Dat vind ik fijn om te zien.”

Spanje en Frankrijk hielden eveneens een stop op de vangst van tropische tonijnsoorten, zoals de Skipjack- en Geelvintonijn, tegen. Hun vloten vissen op deze tonijnen met zogenoemde ‘FAD’s’: fishing aggregating devices. Dit zijn boeien die met betonblokken op hun plaats worden gehouden. FAD’s trekken vissen aan, waaronder tonijn, maar de controle erop is slecht en de bijvangst van andere bedreigde diersoorten is groot. Ontwikkelingslanden, die vaak afhankelijk zijn van de vangst van tropische tonijnsoorten, vroegen om een tijdelijke stop op het vangen met FAD’s, om hun rol beter uit te zoeken. Engström: “De EU heeft een boel macht op dat gebied. Juist de landen die nu voor overbevissing zorgen met de FAD’s, krijgen hun zin doorgedrukt.”

De ICCAT is van plan tijdens de volgende jaarlijkse bijeenkomst de vangstquota opnieuw onder de loep te nemen. De verwachting is dat de wetenschappelijke data dan beter zijn. Mochten de nieuwe quota toch ongunstig blijken, dan kunnen ze weer omlaag. Maar Engström is er niet gerust op. “Als de landen nu al de kans krijgen volgens de nieuwe quota te vissen, gaan ze niet meer terug willen. Daarom is het des te belangrijker dat andere lidstaten zich in de discussie mengen en meer afgevaardigden sturen. We moeten meer bondgenoten hebben. Anders lopen we het risico alle vooruitgang van de afgelopen jaren weer teniet te doen.”