FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

Wat is nieuwsgierigheid?

Ironisch genoeg is dat best wel onduidelijk.

Nieuwsgierigheid is een extreem basaal onderdeel van onze cognitie: niemand hoeft geleerd te worden hoe ze nieuwsgierig moeten zijn, net zo min als iemand geleerd moet worden hongerig te zijn. Zonder nieuwsgierigheid zouden we niet weten hoe een atoom in elkaar zit, welke slangen er diep in de zee leven of dat je lekker wakker wordt van een bepaalde boon roosteren, malen, in een kopje warm water stoppen en opdrinken.

Advertentie

Maar van alle basisonderdelen van de menselijke psyche is nieuwsgierigheid ironisch genoeg misschien wel de meest mysterieuze. Wetenschappers begrijpen nog altijd vrij weinig van de biologische functie, de mechanismen die het drijven en de neurale werking ervan. Wat is nieuwsgierigheid, precies?

Het is trouwens niet zo dat er geen nieuwsgierigheid naar nieuwsgierigheid is hoor, een paar van de grootste namen in de psychologie – William James, Ivan Pavlov, Burrhus Skinner – hebben er in het begin van de twintigste eeuw hun hoofd over gebroken. Maar pas sinds een paar jaar werken psychologen en neurologen samen om te proberen de mysteries van nieuwsgierigheid te ontrafelen.

In een paper dat deze week verscheen in Neuron, geven cognitiewetenschappers Celeste Kidd en Benjamin Hayden een overzicht van het huidige onderzoek naar nieuwsgierigheid en tegen welke problemen het veld oploopt.

Nieuwsgierigheid was een basisdrang, net als honger. Het zoeken naar oorzaken was dus onbegonnen werk.

Het eerste grote probleem in onderzoek naar nieuwsgierigheid is dat er geen alom geaccepteerde wetenschappelijke definitie bestaat voor nieuwsgierigheid. Volgens Kidd en Hayden vinden veel onderzoekers dat nieuwsgierigheid past in de grotere categorie van informatievergaring, maar het blijkt moeilijk om een lijn te trekken wanneer iets pure nieuwsgierigheid is – dus zonder enig bekend doel zoeken naar onbekende informatie – en wanneer iets het doelgericht zoeken naar informatie of afleiding is.

Advertentie

De onderzoekers die in de vroege twintigste eeuw geïnteresseerd waren in nieuwsgierigheid, zoals William James, die de moderne Europese psychologie naar Amerika bracht, definieerden nieuwsgierigheid als "de impuls voor betere cognitie." Dit komt neer op de wil om te begrijpen wat je niet begrijpt.

Ondertussen werd ook dierlijke nieuwsgierigheid onderzocht. Ivan Pavlov, bekend van blablabla, beschreef het spontane oriëntatiegedrag van honden, dat hij de "wat-is-dat?"-reflex noemde, als nieuwsgierigheid. Maar het onvermogen van Pavlov en zijn collega's om nieuwsgierigheid te laten passen in hun behavioristische modellen zorgde ervoor dat ze de zoektocht naar een directe oorzaak opgaven. Nieuwsgierigheid was een basisdrang, net als honger. Het zoeken naar oorzaken was dus onbegonnen werk.

Desondanks waren er gedurende de twintigste eeuw nog altijd veel psychologen die zich bezighielden met nieuwsgierigheid. Zo had je in 1954 psycholoog Daniel Berlyne, die menselijke nieuwsgierigheid onderscheidde van algemene nieuwsgierigheid die bij alle dieren voorkomt op één specifiek punt. Mensen zijn namelijk niet alleen op zoek naar informatiedragende stimulansen om verveling te verdrijven of voordelige informatie te vergaren, maar ook om kennis te verwerven die op dat moment niet noodzakelijk is – zoals het feit dat je dit artikel nu leest.

Tegenwoordig is de heersende definitie van nieuwsgierigheid dat het intern gemotiveerd informatiezoekend gedrag is.

Advertentie

Die definitie maakt het echter extreem moeilijk om nieuwsgierigheid te onderzoeken in een laboratoriumsetting. Proefpersonen die meedoen aan experimenten die zijn opgezet om nieuwsgierigheid te testen, hebben vaak meer motivaties om gedrag te vertonen dat als nieuwsgierig kan worden ervaren. Hun gedrag is dus vaak ook te wijten aan het feit dat ze meedoen aan een taak waar iets van ze verwacht wordt.

Zelfs het meedoen aan het onderzoek kan niet gezien worden als pure nieuwsgierigheid, omdat ze vaak een beloning krijgen voor hun deelname. Nieuwsgierigheid is een lastig concept, experimenteel gezien.

Los van definities zijn er natuurlijk wel een aantal theorieën die iets proberen te zeggen over waarom we nieuwsgierig zijn. Psychologisch gezien heb je bijvoorbeeld de Optimal Arousal Theory, die stelt dat je een soort aangeboren drang hebt om een optimale staat van arousal (wat grofweg vertaalt als 'opwinding' maar dan niet per se seksueel) te onderhouden. Als iets te opwindend is, is er een reflex om een stapje achteruit te doen. Maar als je omgeving saai is, dan ga je verkennend gedrag vertonen tot je iets vindt wat je arousal weer op een optimaal niveau brengt – gedrag wat ongetwijfeld herkenbaar klinkt. Als je college saai is, ga je net zo lang op zoek naar afleiding tot je die vindt.

De neurologische basis van nieuwsgierigheid is een stuk mysterieuzer, maar het lijkt erop dat het ingebakken zit in je beloningssysteem. In andere woorden: nieuwe dingen leren voelt goed omdat je brein je beloont met dopamine als je iets nieuws leert. En dat is handig, want hoe meer je weet, hoe beter je om kan gaan met je omgeving.

Advertentie

Nieuwsgierigheid zou dus tegelijkertijd de oorzaak als het gevolg kunnen zijn van verveling.

Onderzoek wijst erop dat grotere hoeveelheden dopamine vrijkomen als de beloning en stimulus onbekend zijn – het voelt beter om er opeens achter te komen dat je iets wat je zomaar bent gaan lezen interessant vindt, dan wanneer je iets gaat lezen waarvan je al weet dat het je interesseert. Nieuwsgierigheid zou dus ook tegelijkertijd zowel de oorzaak als het gevolg kunnen zijn van verveling. What?

Hoe dat precies werkt is echter nog onduidelijk. In het paper van Kidd en Hayden wordt dat ook maar al te pijnlijk duidelijk. Zij kozen ervoor om geen definitie te gaan ontwikkelen voor nieuwsgierigheid, maar de onderzoeken die gedaan zijn naar verschillende overlappende onderdelen van nieuwsgierigheid op een rijtje te zetten om de gaten in kennis te vinden. Het resultaat: hun conclusie bestaat uit meer vragen dan antwoorden.

Een paar van de meest fundamentele vragen: Hoe verschilt nieuwsgierigheid precies van andere drangen als honger en dorst? Wat is de nuttigste definitie van nieuwsgierigheid? Hoe wordt nieuwsgierigheid gecontroleerd? Is het feit dat we nieuwsgierig blijven als volwassenen nuttig of is het een overblijfsel van kind zijn? Helpt aanhoudende nieuwsgierigheid om cognitieve vaardigheden bij het ouder worden te behouden? Hoe en waarom wordt nieuwsgierigheid aangetast door ADHD en depressie?

En dat zijn nog maar een paar van de vragen die overblijven bij het overzicht van onze kennis van nieuwsgierigheid – wat toch best raar is, aangezien nieuwsgierigheid de voornaamste reden is dat wetenschap bestaat. Sterker nog, zonder de bijzondere nieuwsgierigheid die mensen vanaf de geboorte meekrijgen, denk ik niet dat we nu dezelfde plek in de voedselketen zouden bezetten. Nieuwsgierigheid is misschien wel de belangrijkste eigenschap die we als mensen hebben. Laten we dus hopen dat er meer onderzoekers zich meer bezig gaan houden met deze vraag. Ik wil er namelijk alles over weten, al heb ik daar helemaal niets aan.