FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

Wanneer is iemand eigenlijk een cyborg?

Gebruiken we de term te snel of zijn we stiekem eigenlijk allemaal cyborgs?

Cyborgs lijken overal te zijn. Ik bedoel niet alleen de fictieve cyborgs als Darth Vader, Iron Man, Lucy, Inspector Gadget en allerhande slechteriken uit sci-fi films en games; de wetenschap begint al ver te komen met het daadwerkelijke implementeren van technologie in levende wezens, zoals bij apen die door middel van hersenimplantaten met hun gedachten een mechanische rolstoel kunnen besturen, en ratten met micro-elektroden in hun hersenen die algoritmisch ondersteunde beslissingen maken. Van dit soort aap- en ratcyborgs is het nog maar een kleine stap naar menselijke cyborgs.

Advertentie

Of bestaan deze menselijke cyborgs al? Er zijn verschillende mensen die zichzelf als cyborg (cybernetisch organisme) beschouwen; mensen die bepaalde technologieën in hun lijf geïmplementeerd hebben om hun vaardigheden uit te breiden of hun ervaring van de werkelijkheid te veranderen. Een voorbeeld hiervan is Kevin Warwick, naar eigen zeggen de eerste cyborg ter wereld, die een RFID-chip in zijn arm had en hierdoor het licht aan en uit kon doen door met zijn vingers te knippen. Een andere bekende zelfbenoemde cyborg, Neil Harbison, draagt een sensor die kleuren omzet naar geluidstonen, waardoor de voorheen kleurenblinde man kleur kan horen – zelfs kleuren die het menselijk oog niet kan zien.

Het implementeren van technologieën in het lichaam staat ook wel bekend als body modification of body hacking. Er is een wereldwijde beweging van mensen die hier actief mee bezig zijn, en die samen komen op evenementen als Science + Fiction: The world's first Cyborg-fair, die onlangs plaatsvond in Düsseldorf. De modificaties die gedaan kunnen worden gaan van USB-sticks als vinger tot geïmplanteerde oortelefoons, en draaien doorgaans om het besturen van technologie buiten het lichaam door middel van technologie in het lichaam. Zo zou het theoretisch mogelijk zijn om bijvoorbeeld naar iemands mobiel te bellen met je gemodificeerde telefoon-hand, of draadloos te betalen met je bankpas-elleboog.

Daarnaast zijn er natuurlijk mensen met robotische protheses en mensen met bijvoorbeeld pacemakers, die ook als cyborgs gezien zouden kunnen worden. Zij hebben ten slotte een werkend apparaat binnenin of bevestigd aan hun lichaam dat hen in staat stelt iets te doen dat ze zonder het apparaat niet zouden kunnen doen, zoals een arm gebruiken die ze niet meer hebben of doorleven met een zwak hart.

Advertentie

Toch vraag ik me af of deze mensen wel echt cyborgs zijn. Is het hebben van een USB-stick als vinger echt genoeg om een cyborg van jezelf te maken? Of gebruiken we het woord cyborg te veel, waardoor de term uiteindelijk een lege huls zal worden? Wanneer ben je nou écht een cyborg?

Deze vraag komt natuurlijk eigenlijk neer op een definitiekwestie. En het toeval wil dat de wetenschap het absoluut niet eens is over een sluitende definitie. Daarnaast bestaat het idee om technologie te gebruiken om leven aan te passen of te creëren al eeuwen, dus het is ook lastig te zeggen waar het hele idee van een cybernetisch organisme eigenlijk vandaan komt.

Toch was er wel iemand die het concept als eerste definieerde, namelijk de neuropsycholoog Manfred Clynes, die het woord in 1960 voor het eerst gebruikte in zijn artikel 'Cyborg and space'. Hij gebruikte de term om een "zichzelf regulerend systeem van mens en machine" te beschrijven, dat op een andere planeet dan de aarde kan overleven. Voor Clynes is de cyborg een manier om mensen buiten de aardse atmosfeer te laten overleven, door machine-elementen in het menselijk lichaam te implementeren in plaats van de omgeving van een andere planeet meer als de aarde te maken. Van essentieel belang hierbij is dat de machine-elementen aanvoelen als natuurlijke onderdelen van het lichaam, zodat mensen vrij zijn om te leven zonder bewust bezig te hoeven zijn met de machines in hun lichaam.

Advertentie

Waar het bij de definitie van Clynes dus eigenlijk om draait is het zelfregulerende aspect van de geïmplementeerde technologie: je moet er niet bewust mee bezig hoeven zijn. In dit opzicht zijn Neil Harbinson en mensen met pacemakers inderdaad cyborgs, maar mensen met dingen als implanteerbare oortelefoons of USB-sticks niet, omdat je er bewust voor moet kiezen om die aan te zetten of te gebruiken.

Aan de andere kant zijn er ook goede argumenten om te stellen dat we eigenlijk allemaal een cyborg zijn. Deze stelling kan aan verschillende filosofische theorieën gekoppeld worden, maar komt in beginsel neer op de gedachte dat het cyborg-zijn niet zozeer te maken heeft met het lichaam als met perceptie of de ervaring van het zijn. Twee van de belangrijkste vertegenwoordigers van dit idee zijn de filosoof Andy Clark en de feministische cultuurcriticus Donna Haraway.

In zijn boek Natural Born Cyborg schrijft Clark dat 'cognitieve technologieën' als het schrift, telramen, encyclopedieën of databases "upgrades voor het brein zijn: technologieën die de manier veranderen waarop menselijke cognitie werkt." Volgens Clark zijn we dan ook 'natuurlijke cyborgs': het feit dat wij technologieën gebruiken om onze cognitieve vaardigheden inherent te verbeteren is wat ons menselijk maakt. Dit betekent dat machines niet binnenin ons lichaam geplaatst hoeven te worden om onderdeel van ons te zijn; alleen al het feit dat ze invloed hebben op de manier waarop onze hersenen werken en op hoe wij de wereld beschouwen, is genoeg. Oftewel: een brein dat gewend is aan googelen, is een cyborgbrein.

Advertentie

Zolang er geen wederzijdse uitwisseling van informatie is tussen de organische onderdelen en de mechanische onderdelen, ben je geen échte cyborg

Donna Haraway daarentegen stelt dat we niet altijd cyborgs geweest zijn, maar er langzaam in zijn veranderd. In haar iconische Cyborg Manifesto uit de jaren tachtig, zonder twijfel de bekendste tekst over de cyborg ooit, schrijft Harraway dat mensen in onze geglobaliseerde, gedigitaliseerde maatschappij niet meer begrepen kunnen worden door middel van traditionele (Westerse) tegenstellingen als die tussen mens en technologie, lichaam en geest. In plaats daarvan moet de postmoderne mens als cyborg gezien worden: een wezen met een flexibele, ongrijpbare, grensoverschrijdende identiteit. Harraway gebruikt de term cyborg dus als een metafoor voor de postmoderne mens – of eigenlijk de postmoderne vrouw – wier identiteit niet in hokjes geplaatst kan worden en wie zich met behulp van digitale technologieën kan emanciperen.

De manier waarop Clark en Harraway de term cyborg gebruiken is natuurlijk zeer filosofisch. Hoewel de term een zinvolle metafoor kan zijn voor veel dingen, lijkt het het concept van een daadwerkelijk cybernetisch organisme nogal tekort te doen om te zeggen dat we het allemaal zijn. Ik voel mij persoonlijk geen cyborg, en ik denk dat de originele bedenker van de term, die een op Mars levende mens-machine voor zich zag, bijzonder teleurgesteld zou zijn met de conclusie dat iedereen een cyborg is.

Het woord 'cybernetisch organisme' op zich bestaat ten slotte uit gelijke delen organisme en machine. Cybernetica gaat over zichzelf regulerende systemen; een complex geheel van verschillende delen die moeiteloos samenwerken door middel van terugkoppeling. Dit betekent dat verschillende delen met elkaar communiceren door middel van een uitwisseling van opdrachten en resultaten. En misschien is dat wel de beste manier om de ware cyborg te definiëren: als een geheel van organische en mechanische onderdelen die moeiteloos met elkaar communiceren.

Dit zou betekenen dat het niet genoeg is om de vaardigheden van je lichaam uit te breiden met geïmplementeerde technologie, zelfs als die vaardigheid zo natuurlijk aanvoelt als ademen. Zolang er geen wederzijdse uitwisseling van informatie is tussen de organische onderdelen en de mechanische onderdelen, ben je geen échte cyborg; geen echte eenheid van mens en technologie. Een mens met een pacemaker is geen cyborg, en iemand die kan betalen met een onderhuidse chip ook niet. Zelfs een sensor als die van Neil Harbinson, die informatie overbrengt naar het brein die voor de mens niet natuurlijk is, is niet genoeg om van iemand een cyborg te maken, omdat de sensor zelf geen informatie ontvangt van het organisme.

We kunnen dus allemaal rustig gaan slapen vannacht: cyborgs zijn nog niet onder ons, en ook jij en ik zijn geen cyborgs – niet in de letterlijke zin tenminste. Wat voor technologie je ook in je lichaam stopt, zolang er geen onbewuste communicatie tussen jou en de technologie is, ben je niets meer dan een mens met een stukje elektronica in zich, wat voor vette dingen je er ook mee kunt doen. Hoe leuk en nuttig body-modification ook kan zijn, laten we voor eens en altijd een einde maken aan de mythe dat mensen met een USB-stick in hun vinger cyborgs zijn.

Kijk hier ook de video die we maakten van ons bezoek aan het Stedelijk met 'cyborg' Neil Harbison.