FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

​Waarom de tijdschriften bij dokters altijd zo oud zijn

En meer onderzoek uit de kersteditie van het British Medical Journal.

Sinds 1982 publiceert het gerenommeerde medische journal British Medical Journal de vrijdag voor kerst een nummer met onderzoek dat totaal losstaat van de droge kost die ze normaal publiceren. De redacteur die de traditie in het leven riep, ​Dr. Stephen P. Lock wilde "een andere kant van geneeskunde" tonen, door afwijkende onderzoeksresultaten, bizarre cases en vergeten geschiedenissen te wereld in te helpen. Niet dat de onderzoeken daarom minder waard zijn, trouwens. Ze moeten alsnog voldoen aan alle criteria die altijd geeist worden van medisch onderzoek. Het enige verschil is dat ze ergens anders over gaan: ​de reacties van mensen op eenwielers, bijvoorbeeld. Of dat je ​niet dronken kan worden van je voeten in een alcoholbad dopen, zoals de Denen lang geloofden  Of de reden waarom de tijdschriften bij dokters altijd zo oud zijn.

Advertentie

Het kerstnummer van het BMJ is ondertussen een instituut geworden, waar onderzoekers soms al maanden van te voren papers voor indienen. Wat trouwens niet gek is, gezien de aandacht die de papers in de media krijgen. Zo is het paper "​Magnetic resonance imaging of male and female genitals during coitus and female arousal," oftewel "Neukende mensen in een MRI-machine," nog altijd het best bekeken onderzoek op de site van het BMJ. Het werd overigens uitgevoerd in 1999 door onderzoekers van de Universiteit Utrecht, en is ondertussen 79 keer geciteerd in andere (waarschijnlijk serieuze) onderzoeken.

Ook dit jaar staat het weer vol leuke dingen, mysterieuze fenomenen en anekdotische verhalen die op wetenschappelijke manier op papier zijn gezet. Zo heb je bijvoorbeeld het ​eerdergenoemde onderzoek naar waarom tijdschriften in wachtkamers bij dokters en ziekenhuizen altijd zo oud zijn. Onderzoekers uit Nieuw-Zeeland zetten daarvoor een cohortstudie uit in een wachtkamer van een huisarts in Auckland.

Voor het onderzoek gebruikten ze tijdschriften van willekeurige verschijningsdata, die ze verzamelden van vrienden en familie. De tijdschriften werden geclassificeerd in mates van "roddelachtigheid" aan de hand van de hoeveelheid celebrities op de cover. Tjjdschriften met vijf of meer celebrities werden als "roddelachtig" gekenmerkt (hoewel deze niet expliciet genoemd worden "uit angst voor rechtszaken"), terwijl tijdschriften zonder celebrities (The Economist, National Geographic en andere saaie tijdschriften die altijd bij de dokter liggen) als non-roddelachtig beschouwd zijn.

Advertentie

De resultaten waren schokkend en overduidelijk.

Na 31 dagen waren 47% van de tijdschriften verdwenen, waarbij de roddelachtige tijdschriften een veel grotere kans maakten om te verdwijnen (96%). Dit komt neer op een verdwijningsmate van 1.32 tijdschriften per dag. Van de saaie tijdschriften was er geen enkele verdwenen.

Nou zou je kunnen denken, "who cares?" (tot de volgende keer dat je weer een saai blad aan het doorbladeren bent in een wachtkamer), maar het onderzoek geeft ook verdere analyse van de resultaten.

Door het resultaat van 41 verdwenen tijdschriften per maand te extrapoleren naar alle huisartswachtkamers van Engeland, komt dit neer op een verlies van meer dan 16 miljoen euro per maand. Een verlies dat volgend de auteurs beter uitgegeven zou kunnen worden aan betere gezondheidszorg, en ondervangen zou kunnen worden door enkel saaie tijdschriften neer te leggen in wachtkamers.

Het onderzoek is natuurlijk gedaan voor de gein en lijkt enkel een onnodig uitgebreide uitwerking van een vraag die iedereen zich wel eens afvraagt, maar volgens mij zit er meer achter. Niet alleen dat er geld bespaard kan worden, maar dat alledaagse en totaal niet-alledaagse dingen onderzoeken ook verassende, nuttige en boeiende resultaten kan opleveren. Wat ook precies is wat wij hier (willen) doen, al zou ik Motherboard uiteraard niet in hetzelfde rijtje willen zetten als het BMJ. Maar uiteindelijk gaat het om hetzelfde: vragen die op het eerste gezicht dom lijken uitzoeken en er soms achter komen dat er meer achter de vraag schuilt dan je ooit verwacht zou hebben.

Advertentie

Zo staat er in het 2014 nummer ook zo'n soort vraag: "Als iemand afvalt, waar gaat het vet dan heen?" Het antwoord lijkt overduidelijk, namelijk omgezet in energie. Maar als je Einsteins E=mc^2 aanhoudt, zou dat behoorlijk nare consequenties opleveren – als in een explosie die gelijk zou staan aan een flinke waterstofbom. En zelfs dokters,voedingsdeskundigen en personal trainers bleken geen idee te hebben. In een enquete kwamen artsen met de volgende antwoorden:

Fout! Het antwoord is namelijk dat vet wordt omgezet in 16% water en 84% CO2. Wat betekent dat je een deel uitpist, maar het overgrote deel uitademt.

Dit was op zijn zachts uitgedrukt nogal verrassend voor me, maar wat het betekent is eigenlijk nog interessanter. De onderzoekers berekenden dat een gemiddeld persoon op een normale dag zonder sporten ongeveer 0.74 kg CO2 uitademt. En zelfs als iemand sport, blijkt dit niet significant bij te dragen aan het lozen van vet door ademhaling. Er zit namelijk een limiet aan de hoeveelheid adem die je op een dag kan produceren, een limiet die snel wordt overschreden door enigzins vet te eten. De enige conclusie van de auteurs om af te vallen is dus "​minder eten, meer bewegen."

Een simpele vraag dus, die alles wat je dacht te weten van iets op zijn kop zet – dat is wetenschap in de kern. Een kern die volgens mij best vaak vergeten wordt in de eindeloze zoektocht naar publicaties in specialistische tijdschriften die enkel door andere specialisten wordt gelezen. En dan zeg ik niet dat dat nutteloos is, maar ik denk dat er nog een hele hoop ogenschijnlijk simpele vragen bestaan die domweg niet uitgezocht zijn. En niet uitgezocht willen worden, omdat het te triviaal lijkt.

Ik was bijvoorbeeld laatst met een stel dokters meegegaan naar hun huis na een avond drinken, en hoopte ze een aantal vragen over snot te stellen waar ik langer mee zat. Waarom het soms verschillende kleuren heeft, waarom je neus gaat lopen als je pittig eet, hoe de slijmvliezen in zulke korte tijd zoveel massa kunnen produceren, waarom het verschillende consistenties heeft, wat snotproductie eigenlijk voor nut heeft voor je lichaam en nog wat dingen. De dokters vonden het een domme vraag. Ze hielden zich daar niet mee bezig. Terwijl het juist zo boeiend is! (Mocht je trouwens dokter zijn en hierover willen praten, mail me op alejandro.tauber@vice.com)

Om die reden ben ik blij dat het BMJ bestaat en dat ze de traditie van het kerstnummer blijven voortzetten. Het geeft een plek voor nieuwsgierige wetenschappers om onderzoek waar de academia hun neus voor ophaalt uit te voeren, en om de essentie van wetenschap op die manier in leven te houden en naar een groot publiek te brengen.

Om de rest van het kerstnummer te lezen ​klik je h​ier.