MIT heeft een tijdcapsule 942 jaar te vroeg opengemaakt

Tijdcapsules worden met de tijd steeds interessanter. Zoals bijvoorbeeld die tijdcapsule die over 50.000 jaar vanuit de ruimte terug naar de aarde zal komen.

Maar soms worden mensen er zo enthousiast van, dat ze de capsule veel te vroeg openmaken. Dat is precies wat de onderzoekers van MIT hebben gedaan toen ze onlangs een tijdcapsule uit 1957 openden, terwijl die bedoeld was voor de mensen van 2957.

MIT begroef de capsule bij de opening van de Compton Laboratories, waar een gloednieuwe – en in die tijd hypermoderne – IBM 704 stond. Het idee kwam van James R. Killian, de tiende voorzitter van MIT, en Harold Edgerton, een professor in de elektromechanica. Het was hun bedoeling dat de capsule duizend jaar onder de grond zou blijven en daarom hebben ze hem heel goed dicht gemaakt.

Volgens een persbericht van MIT bestond de capsule uit een cilinder van speciaal ontwikkeld glas, gevuld met argon om de inhoud te beschermen. De wetenschappers hadden ook een kleine hoeveelheid koolstof–14 in de capsule gestopt, zodat de leeftijd van de capsule altijd zou kunnen worden bepaald met behulp van C14-datering.

De bouwvakkers die bezig waren met de bouw van MIT.nano, een instituut voor onderzoek naar nanotechnologie, hebben de capsule tijdens hun werkzaamheden opgegraven.

Edgerton en Killian hadden een duidelijke boodschap achtergelaten dat de capsule pas na 1,000 jaar mocht worden opengemaakt. Maar de wetenschappers van MIT dachten dat dit een grapje was, dus hebben ze de capsule toch maar open gemaakt.

In de capsule vonden ze een brief van Killian, het boek A Scientist Speaks door Karl T. Compton, een potje synthetische penicilline, vers geslagen munten van de First National Bank of Boston en een mok van de examenklas van 1957.

De onderzoekers van MIT hebben van een nostalgisch momentje kunnen genieten, maar daarmee hebben ze dat wel de mensen van 2957 ontnomen.