FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

Je bent niet verslaafd als je veel gamet

En andere bevindingen na een middagje luisteren naar verslavingsprofessionals.

Ooit speelde ik een hele zomervakantie lang Championship Manager. Soms met vrienden, maar meestal alleen. Op sommige dagen staarde ik minstens twaalf uur naar een scherm en ik vloekte regelmatig hardop, wanneer ik (natuurlijk onterecht) een wedstrijd verloor. Mijn gamesaldo liep al gauw in de zestig uur per week.

Jaren later zit ik in de zaal bij een symposium over gameverslaving. Iemand op het podium vertelt dat sommige kinderen tegenwoordig wel zestig uur per week games zitten te spelen. Een hoorbare golf van ongeloof trekt door de ruimte.

Advertentie

De bijeenkomst is georganiseerd naar aanleiding van het spraakmakende onderzoek dat de Universiteit Utrecht dinsdag publiceerde, en wat de Volkskrant en NOS gretig aangrepen om lekker te clickbaiten: een op de tien jongens tussen 12 en 15 jaar is gameverslaafd. De makkelijke conclusie is dat de jeugd naar de kloten gaat. Middelbare scholieren hebben meer oog voor FIFA en Grand Theft Auto dan voor school, sport, boeken lezen, vrienden maken, blowen, bier drinken en ander traditioneel tijdverdrijf waar pubers zich mee bezig horen te houden. En games zijn de oorzaak. Verbied de games!

Een hoorbare zucht van opluchting ontsnapt aan mijn lippen als ik hoor dat dat helemaal niet de insteek is vandaag. Iemand in de zaal – waarschijnlijk een zorgprofessional – vraagt bij hoeveel uur gamen per week we iemand verslaafd mogen noemen. Het antwoord is dat de vraag niet klopt. De diagnose gameverslaving, door wetenschappers Internet Gaming Disorder genoemd, wordt tegenwoordig gesteld op basis van negen criteria. Het aantal uren gamen per week zit daar niet tussen. Deze dingen wel:

  • Een obsessie hebben met (online) games;
  • Ontwenningsverschijnselen bij het niet spelen van games;
  • Tolerantie opbouwen, oftewel je gaat steeds meer tijd investeren in de game;
  • Je probeert te stoppen of te minderen met gamen, maar het lukt niet;
  • Je interesseert je niet meer voor andere dingen in het leven;
  • Je speelt toch te veel games, terwijl je goed weet hoeveel impact dit heeft op je leven;
  • Je liegt over hoeveel je gamet;
  • Gamen is een vorm van escapisme voor je angsten of schuldgevoel;
  • Je zet relaties en kansen in je leven op het spel met je gamegedrag.

Advertentie

Nog een zucht van opluchting: ik ben nooit gameverslaafd geweest. Het gebrek aan interesse voor andere zaken dan Championship Manager (wat tegenwoordig Football Manager heet, trouwens) is herkenbaar, maar ik heb nooit liggen kwijlen bij de gedachte dat ik een dag niet kon gamen. Gelukkig ben ik nooit vatbaar geweest voor de aantrekkingskracht van een tijdslurpende mmorpg zoals World of Warcraft.

Genoeg over mij, laten we het over jou hebben. Stel, je herkent jezelf in meerdere criteria. Dan wil je weten: wie bepaalt deze regels? Internet Gaming Disorder (IGD) is een term die sinds 2013 populair is geworden toen deze werd opgenomen in de DSM-5. DSM-5 is de vijfde editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders – zeg maar de bijbel der mentale afwijkingen en het handboek voor iedere professional die zich met verslaving bezighoudt. Het boekwerk is geschreven door de American Psychiatric Association.

In die DSM-5 staan criteria voor de classificatie van psychische stoornissen. "Psychiaters, psychologen, (ortho)pedagogen, professionals in de ggz, (huis)artsen, verpleegkundigen, psychosociaal werkenden en studenten in opleiding" gebruiken deze criteria dus om een diagnose te stellen voor stoornissen zoals bijvoorbeeld ptss, ADHD of OCD. In Nederland wordt de DSM-5 per 1 januari 2017 officieel ingevoerd.

De DSM-5 erkent IGD nog niet als formele afwijking, maar noemt 'm dus wel als een "condition warranting more clinical research and experience before it might be considered for inclusion." Zie ook deze kritiek. De negen criteria die ik noemde, komen uit de DSM-5 en gaan dus dienen als mogelijk handvat voor het vaststellen van IGD. Ook gebruikte de Universiteit Utrecht deze criteria voor hun onderzoek. Als de UU dus zegt dat een op de tien jongens tussen de 12 en 15 jaar tekenen vertoont van gameverslaving, dan hebben ze dat gemeten op basis van de DSM-5.

Advertentie

Om een lang verhaal kort te maken: gameverslaving is nog geen onderdeel van het institutionele vocabulaire van mensen in de zorg, maar het staat in ieder geval op de kaart met de kanttekening dat er meer onderzoek nodig is. En dat is positief. We zijn in Nederland goed op weg om gameverslaving serieus te nemen.

Wat nog ontbreekt is kennis van de games zelf. Letterlijk iedere spreker op het symposium benadrukt: "Ik speel zelf geen games. Ja, ooit vond ik Pac-Man wel tof, maar ik snap geen reet van wat er nu allemaal gebeurt." Nou is dat voor onderzoekers van de UU niet zo heel belangrijk. Zij tonen namelijk aan dat games niet zozeer de oorzaak zijn van psychosociale problemen, maar meer een vluchtroute voor mensen wiens echte leven te eng is. Je kiest ervoor om je urenlang te concentreren op een virtuele wereld, zodat je aan je concentratieproblemen op school of je gebrek aan social skills kan ontkomen.

Nog een paar conclusies uit het onderzoek: gameverslaving heeft geen negatief effect op schoolprestaties en life satisfaction, oftewel over hoe tof je je eigen leven vindt. Wel merken gameverslaafde jongeren dat hun sociale competenties achteruitgaan. Online vriendschappen tellen ze zelf niet als kwalitatieve sociale contacten. En daarnaast zijn concentratieproblemen en een lage waardering van sociale competentie de belangrijkste voorspellers voor hoe vatbaar je bent voor IGD.

Maar eigenlijk wil ik het ergens anders over hebben. Ik denk dat het een goed idee is als behandelaars die aan de slag moeten met gameverslaafden enige basiskennis opdoen over wat er op gamegebied allemaal bestaat. Dit is een greep uit wat ik tijdens het symposium hoorde: "De game-industrie bestaat pas tien of vijftien jaar of zo." "Misschien is het wel een generatieconflict?" "Dat gamewereldje…", waarop ik alle zin om verder mee te schrijven kwijt was. Op de deze week gelanceerde website Uwkindengamen.nl lees ik over "role playing games als World of Warcraft, Call of Duty en League of Legends."

Advertentie

Het is een goede poging van mensen die zien dat er iets niet goed gaat, maar de taal nog niet spreken om er iets over te zeggen. "We komen tot de conclusie dat we niet zo veel weten," bekent een man van het Trimbos Instituut. Ik ben gerustgesteld, want de wil is er in ieder geval. De wetenschap en de zorg doen in ieder geval beter hun best om gamers te begrijpen dan media en politiek. En ik mag gewoon weer

Football Manager

opstarten zonder te vrezen

dat mijn leven in duigen valt

.