FYI.

This story is over 5 years old.

Tech

Don’t believe the hype: breinporno

Filosoof Ties van de Werff over het misinterpreteren van hersenonderzoek in de wetenschap en de media.

Het brein is heet. Je struikelt tegenwoordig over hersenen in blogs en krantenartikelen met pakkende titels als "Alcohol verandert je brein" en "How Male and Female Brains Differ". Als filosoof ben ik mateloos gefascineerd door neurowetenschappers die beloven om eindelijk de mysteries van ons brein te ontrafelen. Helaas wordt er in de media een hoop onzin verkocht over ons brein. Zulke brain porn gaat erin als koek. Waarom eigenlijk? En wat zit er achter al die brain scans?

Advertentie

De popularisering van neurowetenschappen is niet helemaal zonder problemen. Bekend zijn de zogenaamde neuromythes: misconcepties over ons brein die wel klakkeloos worden overgenomen in de maatschappij. Zo is het idee dat we maar 10% van onze hersenen gebruiken bijna gemeengoed geworden, terwijl neurowetenschappers ondertussen allang hebben laten zien dat dat niet klopt. Hetzelfde geldt voor het idee dat je persoonlijkheid wordt bepaald door je linker hersenhelft (waar creativiteit en emotie zouden zitten) of je rechter hersenhelft (waar logisch denken en rationaliteit zou zitten). Allemaal onzin.

Hoe ontstaan zulke berichten? Specialistische kennis als die van de neurowetenschappen is moeilijk te beoordelen door leken (inclusief filosofen). Gelukkig zijn er de laatste paar jaar een aantal 'neurodoubters' opgestaan. Bloggers zoals NeuroSkeptic, Neurobonkers en The Neurocritic ontrafelen simplistische neuro-claims in de media. Ze laten vooral zien hoe ingewikkeld het is om goed neurowetenschappelijk onderzoek te doen. En hoe makkelijk het is voor zowel neurowetenschappers als journalisten om de resultaten verkeerd te interpreteren of op te blazen.

"…een paar jaar geleden legden een aantal wetenschappers in de VS een dooie zalm in een fMRI-scanner, en vonden vervolgens bewijs van hersenactiviteit. "

Neem hersenscans. De meeste krantenberichten over neurowetenschappen tonen plaatjes van een fMRI scanner. Zo'n fMRI scanner is eigenlijk een gigantische magneet. Het meet het zuurstofgehalte in het bloed in bepaalde hersengebieden. Hoe meer zuurstof in het bloed, hoe groter de bloedtoevoer – en dat is weer een indicator voor hersenactiviteit. Neurowetenschappers zoeken graag waar in de hersenen activiteit plaatsvindt bij bepaald (cognitief) gedrag.

Die magneten van zo'n scanner zijn nogal gevoelig. Om een voorbeeld te geven: een paar jaar geleden legden een aantal wetenschappers in de VS een dooie zalm in een fMRI-scanner, en vonden vervolgens bewijs van hersenactiviteit. Ze lieten daarmee zien hoe belangrijk statistiek is voor neurowetenschappers, en hoe makkelijk ze zichzelf kunnen misleiden als ze geen controlegroep hebben, geen specifieke onderzoeksvraag, en geen goede statistieke methodes toepassen.

Hersenscans zijn geen foto's van onze levende hersenen in werkelijkheid, maar eerder gekleurde statistische uitkomsten van gemiddelde hersenen, in een magneetbuis. Maar waar het voor een filosoof spannend wordt, zijn de vooronderstellingen die onder veel neurowetenschappelijk onderzoek liggen: de relatie tussen hersenactiviteit, mental state en gedrag. Voor veel neurowetenschappers is dit een directe en causale relatie: met het meten van hersenactiviteit kun je gedrag meten. Dat klinkt logisch, maar dat is het niet. Mensen zijn geen geïsoleerde wezens, maar gedragen zich in een sociale, culturele, economische of morele context. De vooronderstelling van methodes zoals fMRI is dat we het gedrag van mensen volledig kunnen begrijpen als we kijken naar materiele (biologische) processen in de hersenen. Wat is de relatie tussen gedrag en hersenactiviteit? Hoe verhoudt body zich tot mind? Daar hebben filosofen sinds Plato en Descartes het al over, en deze discussie kan niet zo gemakkelijk opgelost worden.

Waar de schoen echt wringt in onze tijd, is dat we zoveel verwachten van de neurowetenschappen. Niet alleen dat ze eeuwenoude filosofische discussies oplossen (zoals over bewustzijn en body vs mind), maar ook dat ze zaken als onderwijs en rechtspraak kunnen verbeteren. Zover zijn we helaas nog lang niet. Toch wordt neuro-kennis overal gebruikt om gedrag van groepen mensen te begrijpen - zoals bij het onderzoek naar de Facebookrellen in Haren, waar het puberbrein werd aangehaald als verklarende factor – en om voorstellen te doen hoe ons gedrag te verbeteren.

Door naar het brein te wijzen wordt gedrag soms gelegitimeerd: we kunnen niet anders, het is ons brein. Dat leidt dan tot het opnieuw formuleren van culturele stereotypen (zoals: mannen van venus, vrouwen van mars), maar dan in een breinsausje.